Het kan niet altijd literatuur zijn
Wat doet u hier, mijnheer Impostersyndroom
Beste L.
- fragment -
Laatst sprak ik met een jonge schrijver voor wiens werk ik waardering heb. Hij was boos op de literaire wereld. Men zag hem niet staan. Nooit werd hij uitgenodigd om ergens voor te lezen, noch werd hij op festivals gevraagd. Zijn uitgever vroeg nimmer of hij bezig was met een nieuw boek, op de televisie kwam hij ook al niet, en… en… en… Het was alsof ik naar mezelf luisterde van vijfenveertig jaar geleden. Een man die zijn mislukking een fundament van alcohol gaf. Alcohol is altijd een prijs, zoals je weet.
“Wat is het verband tussen kwaliteit en roem? Is dat er eigenlijk wel?” vroeg hij.
“Wie heel goed is, verdient roem, maar wie heel goed is, wordt soms roem onthouden,” antwoordde ik.
“Maar hoe was dat bij jou?”
De verleden tijd ontging me niet. Inderdaad: wat was is geweest, en ik besloot erover te zwijgen al voelde ik de traan die uit mijn hart viel. Zoals hij dacht, had ik ook gedacht. De roem die mij in de loop der tijd is toebedacht is iets waarover je mij uiteraard niet zult horen klagen. En ik hoop nog veel te vergaren. Ik zie dat als een kerstpakket, als je begrijpt wat ik bedoel. Soms zitten er lekkere dingetjes bij, en het is altijd vriendelijk.
Maar hoe denk ik nu over roem, nu ik met mijn voeten tussen de herfstbladeren van mijn leven schuifel?
Ik heb zoveel auteurs met roem persoonlijk gekend.
Laat ik er een paar noemen: Martin Bril, Joost Zwagerman, Ischa Meijer, Theo van Gogh, Gerrit Komrij, Hugo Brandt Corstius, Renate Rubinstein, Godfried Bomans…
De een kreeg kanker en kon er niet aan dat hij stierf, de ander hing zich op omdat hij meende dat hij zijn magnum opus niet meer zou schrijven. Er was zomaar een hartaanval, een liquidatie, prostaatkanker, multiple sclerose en een geval van dementie.
Van de meesten heb ik hun biografie gelezen.
Ze neukten veel, veroorzaakten daarmee vreugde, maar ook veel verdriet.
Kent men over vijftig jaar hun namen nog? Zou best kunnen. Maar leest men nog hun boeken? Af en toe een promovendus, vermoed ik, of een ver familielid. Zoals ik de boeken en dichtbundels lees van een oom die echt niemand meer kent (Pier Rimba Haan. 1893-1968).
Roem is een prijzenkast met blikken bekers die snel verroesten. Er is tevens de gunfactor van de tijd. Niemand zal beweren dat de roem die men toebedeeld kreeg onrechtvaardig was; het zijn de tijdgenoten die je geweldig vinden en uit wier handen je de roem ontvangt. Maar roem verschraalt soms angstwekkend snel na de dood van een auteur, op een enkele uitzondering na. Zoals roem eveneens ná het verscheiden kan ontstaan, wanneer je door prins Mode of keizer Oprechte Waardering uit het veld der vergetelheid wordt geplukt. Over mode en roem zal ik je een andere keer iets schrijven.
Enfin, dit vertelde ik ongeveer aan de jonge schrijver, die mij geloof ik een zeur vond, en ik was inderdaad wat lang van stof. (Nu ook? Zeggen hoor. Je mag deze mail ook gewoon overslaan.) Mijn jonge vriend zag zijn gebrek aan verkoopcijfers als onrechtvaardig.
“Ik verkoop ook niks,’’ zei ik, “en dat is inderdaad onrechtvaardig, maar het is een nutteloze onrechtvaardigheid. Een beperkte verkoop is, hoe je het ook wendt of keert, een gebrek aan talent. Een gebrek van jou: dat je je niet in de kijker hebt weten te spelen; en een gebrek van de kopers, die geen kwaliteit kunnen herkennen. Je moet je zien te troosten met het talent voor schrijven dat je hebt.”
Ik geloof niet dat de jonge literator gesterkt het pand verliet. En toen ik hem even later langs mijn raam zag lopen, werd ik ook weer ouderwets somber. “Kon je erkenning maar kopen,” dacht ik. Dan kocht ik wat voor hem, maar ook wat voor mezelf. Niet dat ik klaag, maar je kunt er nooit genoeg van hebben en misschien komen er wel magere tijden aan. (“Holman? Wie is dat? Is dat niet die hond die kinderen beet en die ze moesten afmaken?”)
Ik vertelde de jonge auteur nog een wijsheid die ik uit de mond van de schrijver Jules Deelder had gehoord. Jules zei: “De eeuwigheid is nu.” Hij heeft ten volle genoten van zijn roem, maar het was hem toch niet genoeg. Hij moest er drank en drugs bij hebben. (“Een leven zonder speed/ Is het leven niet.”) Wil je roem als je er grote hoeveelheden drank en drugs bij nodig hebt? De een zal ja zeggen, de ander nee. Deelder ontving prijzen, was een icoon van wie iedereen hield, was leuk en ik vond hem geniaal en hij is een van de weinigen die ik roem gunde. En die volgens mij, ondanks het feit dat hij onwel werd vlak voor zijn dood, gelukkig is gestorven. Hij leefde op een manier die mij onmogelijk was. Gebrek aan talent.
Kortom: roem blijft een zeepbel en waar hij heen gaat of wanneer hij knapt, weet je niet. Misschien, dacht ik, is de vraag wel: hoe sterf je? Met roem, maar ziek en ongelukkig, of zonder roem en terugkijkend op een voldaan leven? Voor wie wordt vergiftigd met Alzheimer en alles vergeet, is de ziekte een zegen als hij zijn leven mislukt vindt, maar tragisch als hij beroemd is.
Wat denk jij, L?
Ik voel steeds meer voor het leven van een monnik in de middeleeuwen. Ik doe dan niets anders dan schrijven en bidden. Blij als ik een mooie zin heb gemaakt, of een goed verhaal heb bedacht dat bij een paar lezers — het hoeven er echt niet veel te zijn — neerdaalt als goudstof in hun geest of hen even vermaakt. Liever wat meer lezers dan wat minder natuurlijk.
(…)
T
Literaire schetsen
-De uitslag-
De uitslag hadden ze per post ontvangen.
“Jammer,’’ zei ze.
Hij keek of ze het meende of dat ze het uit beleefdheid zei. Het rare was dat hij het ook jammer vond. Ze was mooi en leuk, had humor.
“Toch lijk je op mij!’’ zei hij.
Ze lachte. Toen werd ze serieus en vroeg: “Hoe was zij?’’
Hoewel hij de vraag had verwacht, moest hij toch nadenken.
“Wees eerlijk,’’ zei ze.
Moest hij dat zijn?
“Ze was…Ik geloof… Ik denk…’’
Hij kon niet tot een formulering komen die hem beviel. Ten slotte zei hij: ‘’Ik denk dat ik meer van haar hield dan zij van mij.’’
“Omdat ze het met je had uitgemaakt?’’
“Ook,’’ zei hij.
“Ook?’’
“Ik weet niet hoe ik het zeggen moet… Het is… dus 25 jaar geleden… En waarschijnlijk weet je, nu ik het niet ben, wie wel…’’
Ze wilde daar duidelijk niet over praten. Zou hij het vragen? Waarom eigenlijk?
“Wat waren haar leuke dingen?’’ vroeg ze.
“Alles was leuk aan haar. Ze was mooi, grappig, net als jij, ze had veel ideeën. Ik bewonderde haar meer, geloof ik, dan dat ik van haar hield. Ik keek tegen haar op…’’ Hij pauzeerde even. “En opeens was dat weg…’’
“Ze was zwanger… toch?’’
“Dat wist ik later. Wat zei ze over mij?’’
“Ze vond je leuk ook, maar vaag.’’
“Vaag?’’
“Ja… Ik geloof dat ze bedoelde… dat je weinig initiatief nam.’’
“Klopt wel.’’
Hij haalde diep adem omdat hij iets wilde zeggen, maar dat eigenlijk niet durfde. Ze zag het.
“Wat is er?’’ vroeg ze.
Hij haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd, alsof hij daarmee bepaalde gedachten wilde wegwuiven, wat in feite ook zo was.
“Twintig jaar geleden… ik zag haar fietsen. Jij achterop. Ik wist het meteen: ‘Dat is mijn kind.’ En nu ik het vertel, schaam ik me weer. Ik had naar jullie toe moeten gaan, maar ik dacht: ‘Waarom is ze van me weggegaan… Omdat ze zwanger was? Ik had graag voor dat kind, voor jou dus, willen zorgen… En toen zag ik dat er een man naast haar fietste… Ik verdrong je… En je moeder ook.’’
“Die man was mijn vader ook niet! En ik heb eigenlijk geen namen meer, geen adressen, ik hoopte dat jij…’’
“Dat hoopte ik ook.’’ Ze was even stil. Hij zag opeens dat ze niet op hem leek, maar op haar moeder. Mooie nachten, een reis naar Stockholm waar huwelijksplannen werden gemaakt, en dan opeens de plotselinge mededeling dat er tussen hen geen liefde meer kon zijn. Geen liefde… terwijl hij een paar uur daarvoor nog verbaasd was over haar hartstocht. De dochter van wijlen zijn ex maakte aanstalten om te vertrekken, maar bedacht zich.
“Had je misschien vrienden die mijn moeder…’’
Hij schrok van de vraag.
Zij zag het.
“Ik denk dat ik weet wie je vader is, maar hij is dood…’’
De column van Koos





Dit had een gesprek met mij kunnen zijn. Misschien staat L. ook wel gewoon voor Langstraat. Gefrustreerd kijk ik elke dag naar de verkoopcijfers van mijn nieuwe boek (nul), Google ik of het persbericht iets heeft gedaan (neen) en verwens ik de Nederlandse boekenwereld die enkel oog schijnen te hebben voor influencers die boekjes neerpennen over hun leven op Instagram. Treurnis. Overigens zei Deelder ook ooit 'al was er maar één toehoorder, dan heeft het toch zijn invloed gehad'. Waarheid als een koe, maar het betaald de huur niet.
Top