27.
Mario acteerde beroerd. Hij wist het. Zenuwen. Maar zijn tegenspeelster, Kelly Winter, speelde nog beroerder. De regisseur zei wanhopig: ‘’Jongens, wat jullie ook doen, doe het verstaanbaar. Dat is alles wat ik vraag!’’
‘’Heb je gedronken, Mario?’’ fluisterde de actrice met zichtbaar genoegen.
‘’Nee,’’ zei Mario, en hij blies zijn adem zo hard mogelijk in haar gezicht.
‘’Jullie houden van elkaar!’’ riep de regisseur.
Mario begreep dat hij maatregelen moest nemen, maar hij wist niet welke. Wanneer Buscemi inderdaad wist dat hij iets met Lydia had, zag het er slecht voor hem uit. Maar wat hem ook zorgen baarde, was de terugkeer van Sophia. Wat wist Sophia over de dood van haar man? Wist zij wie de daadwerkelijke moordenaar was? En als zij dat wist, wist zij dan ook wie de opdracht had gegeven? Was er een mogelijkheid dat Buscemi op de hoogte was van Sophia’s terugkeer? Het beviel Mario allemaal niets. Wie kon hij vertrouwen? Zelfs Amadeo vertrouwde hij niet voor 100 procent. Amadeo liet nooit het achterste van zijn tong zien, hield altijd iets achter. Misschien was dat maar goed ook. Amadeo was een intellectueel, maar dan één die vooral zijn eigen pik achterna liep. Hij was een vriend, zeer zeker, maar vriendschappen veranderen snel met de loop van een pistool op je kop.
Toen de nightshoot was afgelopen, liet Mario zich niet afschminken maar zei dat hij direct naar huis ging, omdat hij moe was. Hij ging echter niet naar het huis dat de filmmaatschappij voor hem had gehuurd, maar naar een hotel even buiten Tuoro. Hij nam een kamer, ging een uur slapen en reed toen naar het gehuurde huis. Hij bleef in de auto zitten. Hij speurde de omgeving af. Hij was paranoïde, maar paranoia was als een goede kompaan voor hem, het was zijn beveiliger. En verdomd. Hij zag iemand voor zijn huurhuis bewegen. Wie het was, kon hij niet goed zien.
Hij besloot zich schuil te houden en over te gaan tot een drastische maatregel.
Hij belde zijn vader die in de gevangenis zat. Uiteraard werd die afgeluisterd, dus moest hij omzichtig te werk gaan. Ook in het doorbreken van codes waren de afluisteraars in de gevangenis ondertussen meester geworden.
‘’Met Mario, je zoon,’’ zei Mario toen hij zijn vader aan de telefoon had.
De toevoeging ‘je zoon’ betekende uiterste voorzichtigheid.
‘’Hoe is het met mijn lieve jongen?’’ Lieve jongen, stond voor, ik ben alleen, maar ik word waarschijnlijk wel afgeluisterd.
‘’Ik ben een film aan het maken, vader. In Tuoro. Ik heb mijn oude onderwijzer gezien en mijn vriend Amadeo. En een oude buurvrouw is dood. Je kent haar wel. Die op de boerderij boven ons woonde.’’
Zijn vader bleef even stil om de informatie goed op hem te laten inwerken. Als het goed was, wist vader nu dat het ging om Sophia en om Buscemi.
‘’Fijn, en in wat voor film speel je?’’
‘’Ach, weer zo’n televisie-thriller. Maar die oude onderwijzer is nog steeds boos op me. Hij vindt mijn levenswandel niet goed. Hij heeft een knappe dochter. Hij liet je groeten. En vroeg hoe het met je was. Ik heb niet gezegd waar je verbleef. Maar dat je gelukkig was in Rome.’’
‘’Dank je. Kom maar heel snel weer hier,’’ zei z’n vader.
De informatie die geheim moest blijven was nu uitgewisseld. Mario wist dat hij gevaar liep en dat Buscemi diep in de maffia zat en dat hij niet naar zijn huurhuis moest. De manier waarop zijn vader dwingend had gezegd: ‘’Kom maar snel weer hier,’’ betekende dat zijn leven echt gevaar liep.
‘’Hoe is het daar verder?’’ vroeg zijn vader opeens.
Mario kon nu vrijuit spreken.
‘’Nou… Er is hier een moord gepleegd. Ze hebben een jong meisje gevonden bij Sanguineto. Ze weten niet wie het is… Ze dachten nog even dat ik ermee te maken had, omdat het meisje een publiciteitsfoto van mij had. Van twee jaar geleden. Maar ik wist van niets.’’
‘’Kom maar snel hier, lieve jongen.’’
Wist zijn vader meer?
Mario nam een kamer in weer een ander hotel in een naburig dorp en sliep met zijn pistool onder zijn kussen zoals hij ook zijn vader vaak had zien doen.
Amadeo haalde na een nacht van diepe slaap en met dromen over zijn vader in een bordeel die hem probeerde te kussen de verbanden van zijn handen en probeerde te lopen. Het ging moeizaam. Hij leek af en toe te vallen. Zelfs twee middelvingers lijken van invloed op je evenwicht te zijn.
Hij begreep dat het ontbreken van zijn middelvingers sociale consequenties had. Iedereen wist nu wat voor een man hij was.
Zijn status had hij voor een groot gedeelte te danken door een zijn persoonlijk leven zo veel mogelijk geheim te houden, maar goedbeschouwd was hij nu een paria. Wanneer Buscemi de waarheid zou weten, zou zijn leven voorbij zijn. Het was nu zaak te laten zien, dat hij de boodschap begrepen had. Hij zou voor altijd zijn geboortedorp moeten verlaten.
‘’Maar daar heb ik geen zin in.’’
Brief
Ik nader het einde van het verhaal en moet maatregelen nemen om de verhalen ‘rond’ te maken. Dat is altijd ingewikkeld, al heb je daar verschillende trucs voor. Welke ik ga kiezen weet ik nog niet. Je hebt bijvoorbeeld ‘het onopgemekte detail’ Agatha Christie stopte die altijd achteraf in haar boeken. Dus in hoofdstuk drie zegt Miss Marple: “Zal ik u helpen met de glazen opruimen?’’ En in hoofdstuk 24 lees je dan: “Ik merkte bij het opruimen van de glazen dat er maar zeven glazen waren, terwijl er acht mensen aanwezig waren. Waar was dat laatste glas?’’ Etc.etc. Een andere truc kom je bij Simenon tegen. Maigret is niet zozeer een speurder als wel een psycholoog. Hij redeneert: “ Maigret zei tegen de arme Louis: ‘Jij zorgde altijd voor je moeder en toen die opeens op haar 73e verliefd was geworden, wist je niet meer wat hij met zijn leven aanmoest. Je hebt haar toen vermoord en daarna haar nieuwe minnaar en je hebt het laten lijken op een moord en zelfmoord door haar nieuwe verloofde het pistool in handen te drukken.’’ Ik chargeer uiteraard. Een andere methode is dat de dader opeens op de verkeerde plek is (gelokt) en dat er een soort shoot-out volgt. Wat ik ga doen, zie ik van de week wel. In ieder geval niet de Christie methode, want ik heb alle afleveringen als het ware al ‘gepubliceerd.’ Misschien lukt het me helemaal niet.
Column van Koos: