Was mijn pen maar een cobra
Mijn korte lontje brandt altijd
Vandaag: leesplezier voor gevorderden
Angst
Was ik bang?
Ja, voor mijn eigen agressie, terwijl ik te oud, te slap en te breekbaar ben om een gevecht aan te gaan. Althans, om zo’n gevecht te winnen. Als je oud bent neemt je woede toe, maar je slagkracht af en word je een brompot; je pruttelt naar vermogen om erachter te komen dat niemand meer naar je luistert.
Ik loop tegen de avond met Koos over de Weteringschans en zie een man die ik zou typeren als een bedelaar, niet alleen een openbare prullenbak openmaken maar hij haalt er ook nog eens de volle grijze vuilniszak uit. Met hetzelfde instrument als waarmee hij de prullenbak heeft gekraakt (sleutel? schroevendraaier?) snijdt of scheurt hij in één keer de vuilniszak open zodat alles zich verspreidt over de stoep en straat komt te liggen.
Het bederf van de stad zichtbaar gemaakt. Hoe groter de welvaart, hoe smeriger de stank: het parfum voor de ratten.
Het gaat hem om de blikjes.
“Ruimt u die rotzooi ook op?’’ vraag ik, terwijl Koos weer eens een beschimmeld stuk pizza in z’n bek probeert te verbergen. Op dat moment toont de bedelaar mij zijn schroevendraaier of mes, kijkt mij aan met de blik van iemand die direct opgenomen moet worden en zegt: ‘’groempoepel schrgg, ga fsssst!’’
Op dat moment raak ik verlamd van angst, terwijl moordlust in mij groeit. Ik draai me uiteindelijk om en Koos en ik lopen verder. De meeuwen vliegen arrogant over me heen naar de geopende vuilniszak. De ratten waarschuwen elkaar. Terwijl ik naar de Amstel loop wordt wraak geboren.
Ik weet dat zo’n klootzak in feite een sloeber is. Hij zal weinig tot niets hebben. Wat hij vergaart zal ongetwijfeld worden omgezet in alcohol of drugs, maar wat mij vooral stoort is dat bij hem het besef ontbreekt om de rotzooi weer keurig achter te laten. Niet het vissen naar blikjes stoort mij, niet zijn drugs- en alcoholgebruik, maar de achteloosheid waarmee hij de stad vervuilt. Ik snap dat de concurrentie onder de blikvissers groot is en dat je er snel bij moet zijn en dat je misschien je tijd niet wil verdoen met opruimen, maar besef dan ook dat ik alles in het werk zal stellen om deze mensen tegen te werken. Het is klein verzet, maar vroeger knoopte ik de zakjes dicht waarmee en waarin ik de drollen van Koos had opgeruimd, terwijl ik ze nu weggooi nadat ik de drollen los in de prullenbak heb gegooid in de hoop dat de blikvisser zijn handen tijdens het graaien bevuilt. Het is onzin, maar ik wil iets doen!
Ik weet het: wraak is een orgasme zonder klaar te komen. In wraak hoor je rechtvaardiging, maar dat is een vals geluid.
Ik wil wraak nemen op de bedelaar, maar dat kan ik niet. Moreel ook niet. Dan wil ik wraak nemen op de instanties die niets doen aan de stadsvervuiling, maar die zitten in een onontwarbare, bureaucratische knoop. Vervolgens wil ik wraak nemen op de burgemeester. Die haalt alleen haar schouders op. Dan wil ik wraak nemen op Den Haag. Die zijn aan het formeren of aan het desintegreren. Dan loop ik met mijn woede langs een wapenwinkel. Ik hoop op dat moment dat mijn angst mijn agressie beteugelt anders gebeuren er ongelukken. Beschaving is zelfbeheersing, denk ik weleens, én accepteren dat je tachtig procent van de tijd de schlemiel bent en twintig procent een angstige sukkel. In de stad word je tot meeloper gemaakt - tot je denkt: ho is BOEM!
Stokstijf
In de Falckstraat wil Koos niet verder. Hij staat eerst stokstijf stil, staart tussen de benen, en dan begint hij te trillen. Ik weet waarom hij dit gedrag vertoont: twintig meter verderop werd er keihard vuurwerk afgestoken.
Ik moet Koos optillen. Hij is gelukkig niet al te zwaar. En ik moet langs de jongens heen die het vuurwerk hebben afgeschoten.
Vuurwerk, althans de knallen, heb ik altijd gehaat en ik ben er zolang ik me kan heugen bang voor geweest. Zelfs het kleinste rotje wordt namelijk gezien als een bom of een kogel. En wie dat in zijn handen heeft, verandert in een soldaat die het niets kan schelen aan welke kant hij staat en gaat de bommen en de kogels gebruiken. Iedereen is de vijand. Na seksuele opwinding schenkt het vernietigen van een mens of dier de verrukkelijkste sensatie die men zich kan wensen. Wat seksualiteit en vernietiging gemeen hebben is dat het nieuw leven een kans biedt. Dood schept ruimte, en het spelen met de dood is dus het leukste spel wat er is. Je kan met wat rotjes en gillende keukenmeiden de held in je eigen fantasie worden omdat je kan doen of je elke strijd wint.
Als ik de jongens ben genaderd valt mij iets op. Het zijn kinderen van een jaar of tien IN AANWEZIGHEID VAN HUN VADERS!
En het zijn de vaders die het vuurwerk in hun handen hebben. Ja, dat is veiliger dan om die kinderen van tien een cobra in handen te stoppen, maar toch begrijp ik het niet, want ik hoor de kinderen jengelen: “Pap, mag ik… Mag ik… ik zal heel voorzichtig doen.’’ En terwijl ik de bibberhond steviger tegen me aandruk, hoor ik die vader zeggen: “We wachten even op deze mijnheer…’’ En vervolgens geeft hij iets vuurwerkachtigs aan zijn zoon.
“U weet toch dat binnenkort de wraak der dieren komt?’’ zeg ik.
“Wat zegt u?’’
Ik herhaal het niet. Het heeft geen zin en wat ik zeg is niet waar.
Als ik nog geen vijf meter verder ben wordt er weer een bommetje gegooid. Ik besef: de mens wil oorlog en verveelt zich als het vrede is. De laatste jaren heb ik veel over oorlog geschreven, vooral over religieuze oorlogen. En ik weet: geef mensen een God en ze pakken een geweer. Geef ze vrede en ze raken teleurgesteld.
Je kunt elke dag vernietigde steden en dorpen laten zien, stervende kinderen en verkrachte vrouwen - het is pornografie. Maar eerlijk: als ik Koos zo voel trillen, heb ik zin om een cobra naar die vaders te gooien. Van beschaving krijg je vaak een slecht humeur.
Levendig
Ach, ik beledig weleens.
Dus is het logisch dat ook ik beledigd word.
Vandaag: “Je bent erg saai geworden. Ik sloeg je altijd over de laatste tijd.’’
Gisteren: “Je bent geen Theo van Gogh. Nooit geweest ook.’’
Doet me dat wat?
Natuurlijk. Dat was toch de bedoeling van de schrijvers? Het is mijn bedoeling eveneens als ik beledig. Maar vroeger deed het me meer dan tegenwoordig.
Wat het me doet is dat het me van het werk houdt.
“Ben ik echt saai geworden?’’ vraag ik aan iedereen in mijn omgeving.
Ook al ben ik saai, men zal tegen mij liegen dat ik echt heus niet saai ben. En dat is fijn. Hypocrisie is voor sommige kwalen uitstekende smeerolie.
Aan eerlijkheid heb je in het intermenselijk verkeer eigenlijk niks.
Al voor mijn geboorte had ik een minderwaardigheidscomplex; ik durfde niet uit de schede van mijn moeder te komen en ze moesten me halen.
Met Theo van Gogh heb ik vaak over kwetsen gesproken. Hij kon er wat van.
“Die mensen kwetsen mij ook, maar ik doe het met humor.’’
“Maar waarom doe je het?’’
“Het zijn mensen met macht.’’
(Wie Theo iets had aangedaan, kon rekenen op zijn woede. Ik moest vooral lachen als hij weer eens een brief had geschreven aan iemand - zijn verzamelde brieven moeten echt worden uitgegeven - en die persoonlijk ging overhandigen. Daar zat iets sadomasochistisch in: hij belde aan en wilde het liefst dat de geadresseerde onmiddellijk zijn brief ging lezen, terwijl hij toekeek. Het nemen van onmiddellijke wraak is een eigenschap die mij niet is gegeven. Dat komt omdat ik de ander, als die iets onaardigs over mij debiteert, onmiddellijk gelijk geef - als een reflex. Kan ik niets aan doen. Sorry voor dit bloedsaaie stukje. Ik moet nu even een paar mensen tot op het bot beledigen.
De column van Koos






Angst is iets wat langzaam groeit met het kwetsbaar worden door ouderdom of angst is er plotsklaps omdat je bedreigd wordt. Er is angst voor de dood, voor dementie, oorlog. Het gevoel dat in je oplaait om iemand een knock-out te bezorgen die je om wat voor reden dan ook je zo kwaad maakt en de onmacht en je humanistische inborst die je hebt is heel reeël. Daar ben je niet de enige in Theodor, we zijn met velen. Een leger bange sukkels eigenlijk.
Eerlijk is eerlijk. U schrijft totaal Niet saai. Of u saai bent?. Kan het me niet voorstellen. Maar als, dan.... wat kan het schelen. Koos zal het ook niet uitmaken....en dat is uiteraard het belangrijkste.
Goede jaarwisseling zonder stress voor Koos toegewenst.