Mijn credo is: “Ik wil vrijheid!’’
Ik dacht altijd dat iedereen vrijheid wilde.
Dat is niet waar.
De meeste functionarissen op deze aardkloot willen geen vrijheid, al zeggen ze dat wel.
Ze willen gemak.
Het is veel comfortabeler om je bescheiden op te stellen, je nergens mee te bemoeien, in het midden van de weg te lopen, je mond niet open te doen, je opinies uitermate vaag te formuleren, de koe en de geit te sparen en te knikken naar de macht. Gedraag je als een anonieme vertegenwoordiger van het mensdom en je hebt een rustig leventje.
Vrijheid en Gemak zijn elkaars vijanden - en zullen dat altijd blijven.
Vrijheid is een constante vorm van oorlog, waar soms doden bij vallen. Het is voortdurend ruzie. Vrijheid is onenigheid tussen verschillende opvattingen.
De meesten van ons willen geen oorlog en geen ruzie en geen onenigheid. Daarvoor zijn ze bereid hun vrijheid op te geven.
Mijn oude held Jean Paul Sartre zei het in 1946 mooi in Het existentialisme is een humanisme: “We zijn gedoemd om vrij te zijn.’
Gedoemd. Een sinister woord.
Vrijheid als een doem, een veroordeling. Je bent als mens gedwongen steeds keuzes te maken en die keuzes bepalen je. Die vormen wat je bent. Een boodschap die goed aansloeg na de Tweede Wereldoorlog waarin men door de Duitsers was geknecht.
Maar naarmate men meer ‘vrij’ werd en van die vrijheid genoot, werd men ook ‘narriger.’ Een woord dat ik vaak en graag gebruik. Afgeleid van ‘nar’ en neigend naar ‘nors.’ In het woordenboek staat ‘narrig’ omschreven als ‘humeurig, knorrig, sacherijnig.’ Wie vrij is, ziet veel onvrijheid. Althans, ik zag dat - zeker toen ik het Marxisme omarmde. Waren de ‘negers’ vrij in Amerika? Nou nee, die werden gediscrimineerd. Waren de Vietnamezen vrij? Ook niet, die werden belazerd door de Fransen en de Amerikanen. En hoe zat dat in Indië? “Jullie zijn kolonialen, papa, jullie knechten die inlanders.’’ Waar je keek was onderdrukking en machtsmisbruik en waren er slachtoffers. Slachtoffers bleken bijzondere exoten; ze groeiden op plekken waar je het niet verwachtte en niet wilde. Hoe kon ik een vrij mens zijn als ik niet probeerde het voor die slachtoffers beter te maken?
Maar waren er niet te veel slachtoffers? Verdomme nog aan toe: wat was mijn vrijheid waard als ik niet iets deed aan die arme drommels, de armoedzaaiers, de lieden aan de onderkant! En wie moest je dan aanpakken? Makkelijk: degeen die de slachtoffers maakten. De kapitalisten! De directeuren van de grote bedrijven, want we noemden ze nog geen CEO’s. Dagelijks poetste ik aan mijn morele bewustzijn.
De jaren zestig en zeventig werden tevens de jaren van meervoudige hypocrisie. Ik bestreed de kapitalisten in stemgedrag en in demonstraties, maar verder leende ik hoge bedragen van mijn ouders om mijn levenswijze te kunnen betalen. En ik zag mijn studievrienden veranderen van communisten in socialisten naar kapitalisten wier idealen het schaamrood op de kaken hadden. Ze kochten een huis, ze onderhandelen over hun salaris, ze schaften één of twee auto’s aan, ze gingen niet meer liften, maar met het vliegtuig naar bestemmingen waar je goed moest kijken of de slavernij daadwerkelijk was afgeschaft.
“En? Zijn we nog communist of socialist?’’ vroeg ik.
“We hebben kapitalisme nodig voor onze welvaart. Geen ongebreideld kapitalisme, maar wel kapitalisme.’’
Ik was en ben het ermee eens - ik veranderde met hen mee.
Was ik zo uiteindelijk ook niet opgevoed: “Iedereen moet zijn eigen billen afvegen.’’ Steeds als ik de woorden ‘economisch liberalisme’ hoor, zie ik pleepapier en moet ik aan die woorden van mijn vader denken.
Maar je had gelijk, koloniale pap!
Maar makkelijk is die vrijheid niet. Liever laat men zijn billen afvegen… Je bent inderdaad gedoemd om vrij te zijn…
Je ziet lieden die hier naar toe komen om te genieten van onze vrijheid, maar wat verstaan zij precies onder vrijheid? Is dat bijvoorbeeld dat zij proberen ons te overtuigen dat zij het beste geloof hebben en dat iedereen dat moet omarmen?
Waarom zou dat niet mogen? Wij zijn toch democratisch? Mogen zij niet comfortabel leven?
Na de moord op de meest vrije mens die ik kende - Theo van Gogh - begreep ik dat fanatieke Islamieten bang voor hem waren. En nadat ik De Bolle Gogh had gelezen, die biografie van Jaap Cohen, ben ik dat idee beter gaan begrijpen. Theo benutte zijn vrijheid ten volle. Vrij in zijn taal, vrij in zijn artistieke opvattingen, vrij in zijn manier van doen en denken. Hij snapte als geen ander wat het betekende om ‘gedoemd’ om vrij te zijn. Theo was het levende ongemak door zijn houding, zijn kritiek, zijn manier van schrijven, filmen, interviewen, kortom: zijn manier van zijn. Hij had een hekel aan religie; te veel rituelen, regels, waarden en normen, hoe goed ook, beperkten je vrijheid. Zijn hekel aan de Islam betrof niet zozeer het geloof an sich, maar alle idiote geboden en verboden. De vrouwen in burka, de meisjes met hoofddoek, het feit dat je geen afbeelding van Allah mocht maken, dat je Allah niet mocht beledigen en dus de vrijheid van meningsuiting beperkte. Ondertussen streed Theo tegen de overheid die hem subsidie voor zijn films weigerde, tegen de publieke omroep die hem door zijn attitude geen programma meer gunde. (Die programma’s zullen nog eens herontdekt worden als meesterwerken). Theo vernietigde het volk der Gemakzuchtigen en het gemakzuchtige denken. Men vond dat hij misbruik maakte van de vrijheid? Misbruik? Ja, men vond dat beledigen nergens voor nodig. Dan zocht je niet naar verbinding. Dat moest toch? “Ik wil me helemaal niet met de mensen verbinden,’’ riep Theo dan.
Ik zei wel eens: “Theo, beschaving is beheersing.”
Theo: “Jij en ik zijn heel beschaafd. We zijn goed opgevoed.’’
“Ik bedoel, als je mensen kwetst, dan is dat onbeschaafd.’’
“Nee, ik beschaaf ze juist, hahaha. Als ik het gewoon zeg, luisteren ze niet.’’
“Maar je doet ze pijn, lees ik.’’
“Door hun domheid doen ze mij pijn.’’
Zulke discussies voerden we die ik altijd verloor.
Van Gogh was de leverancier van ongemak omdat hij als geen ander begreep wat vrijheid betekende. En ja, - vrijheid is bedreigend. Theo werd door de fanatieke moslim Mohammed Bouyeri vermoord. Hij zat vast in zijn geloof en zit nu vast door zijn geloof. In zo’n gevangenis hoef je niks. Gemakkelijk.
Gemak en vrijheid, de Kaïn en Abel van onze cultuur.
Wat wil het kapitalisme? In feite wil dat verdoemde kapitalisme het iedereen naar de zin maken. Wat wilt u? Wat maakt u leven gemakkelijker dan het nu is? Zon? Wij brengen u naar de zon. Lekkere wijven? Wij geven u lekkere wijven. Mooie schoenen? Wij geven u mooie schoenen. Er moet natuurlijk wel voor betaald worden. Gezond eten? Ja, dat is nu eenmaal duurder dan een ongezonde maaltijd. U wilt bijzondere boeken? Dat kunnen we u ook leveren? Mooie films? Het kost wat, maar dan heeft u ook wat. Kapitalisme denkt aan u. En dat geld hebben we nodig om iets nieuws te verzinnen, om te innoveren.
En wat willen de anti-kapitalisten?
Revolutie. Dreigen, afdwingen, bezetten, lawaai, geweld, gezwaai met vendels, cancelen… Men maakt gebruik van de vrijheid die men in feite bestrijden wil. Ziedaar de paradox van onze samenleving.
Eerlijk is eerlijk: ik wil soms ook revolutie’ totale omwentelingen zouden me soms goed uitkomen en m’n wraakgevoelens bevredigen. Maar ja, ik beheers me, hoe me koest. Voordat je het weet verlies je je baan.
Ik schrijf dit op de verjaardag van Van Gogh. God, wat mis ik die knaap; en soms vind ik prettig dat er geen dag voorbij gaat dat ik niet aan hem denk.
De column van Koos.
Mooi geschreven Theo. Gemis, een pijn die niet minder wordt.
Erg mooi en eervol stuk Theodor, dank weer!