Van dit front geen nieuws
`Geen invloed, schreef ik
Ha Rudolphus,
Mijn antwoord luidt inderdaad: het heeft allemaal geen zin.
Je kunt je best doen om mooi te schrijven, je kunt zelfs een paar lieden hebben die onder de indruk zijn van je stijl en je verhalen, maar wat men vervolgens met die indruk doet, is mij onbekend en weet niemand. Welke schrijver heeft maatschappelijke invloed? Ik zou het niet weten. Nederlandse schrijvers hebben al helemaal geen invloed. Vroeger meende ik dat ik ‘een positieve bijdrage’ aan de wereld kon leveren door sociaal-realistisch te schrijven. Een meisje dat hoer moest worden omdat zij en haar ouders geen geld hadden om van te leven; arbeiders die onderdrukt werden door mijnheer de directeur: zulke verhalen, met een goede moraal, heb ik op de schrijfmachine van mijn vader getikt.
“De Multatulikabouter”, noemde mijn vader me weleens, en dat was niet echt positief bedoeld, maar denigrerend, want Multatuli was voor hem een onbenaderbare grootheid. Het was wel zo dat in die verhalen ‘ik’ die hoer ging helpen om haar weer op het deugdzame pad te brengen.
“Ik dank je,” zei ze tegen mij met een stem die bijna huilde van erkentelijkheid. Daarna wilde ze zich aan mij geven, maar ik hield haar tegen. “Er komt nu een nieuw leven voor je aan. Jij moet je niet geven, maar men moet jóú geven!” Haar tranen stroomden over haar wangen en ze zei: “Maar dit keer voel ik echte liefde.” Ik voelde die echte liefde ook en vervolgens toonde ze mij haar dankbaarheid.” (Ik heb die verhalen nog. En opeens begrijp ik waarom auteurs hun oude schrijfsels verbranden.)
Invloed: één van die vele illusies die een mens moet koesteren om aan het werk te blijven.
Terwijl ik dit schrijf, hebben de president van de Verenigde Staten en de president van Rusland een plan bekokstoofd om Oekraïne te vernederen. Het baart me zorgen. Maar weet je wat me ook zorgen baart? Dat er steeds meer klootzakken zijn die menen dat Israël eigenlijk niet mag bestaan. Is het misschien de mode van deze eeuw om landen op te heffen? Men is jaloers op Israël, op de Joden. Waarom toch? Ik weet nog dat er vroeger studenten waren die het hadden over ‘slimme Joden’. Ofschoon ik merkte dat het denigrerend was bedoeld, vroeg ik me toen ook al af: “Nou en? Het is toch fijn dat er mensen zouden bestaan die slimmer zijn dan ik? En als dat een hele bevolkingsgroep is, des te beter.”
“Ze zijn altijd met geld in de weer, Theodor.”
“Nou, dat ben ik ook.”
“Ben je soms Joods?”
Dat men jaloers is op de Joden, is volgens mijn vriend David een te gemakzuchtige verklaring. Hij heeft het over het christendom en de islam, en misschien heeft hij gelijk, maar ik vind mijn eigen verklaring beter. Ik moet opeens denken aan mijn vader, die tegen me zei toen ik een huisarts nodig had: “Zoek een Joodse huisarts of een Chinese. Dat zijn de beste.” Ik vroeg waarom. Mijn vader kwam met een ingewikkelde verklaring: Chinezen hadden al meer dan tienduizend jaar ervaring met de geneeskunde, terwijl wij in het Westen pas tweeduizend jaar ervaring hadden. En Joden waren altijd in de weer met het bestuderen van boeken, en er ging veel kennis rond – ook over het menselijk lichaam. En Joden mochten alleen naar Joden toe als ze ziek waren, want de christelijke artsen wilden ze niet genezen. (Je begrijpt dat ik nog steeds zoek naar een Joods-Chinese arts.)
O ja, je wilde weten wat ik van de moderne Nederlandse politiek vind.
Met welke woorden duid je zoiets? Ik merk dat de grote kranten, de radio en de televisie er alles aan gelegen is om “links” te bestempelen als fatsoenlijk, eerlijk en rechtvaardig en “rechts” als gevaarlijk, ouderwets, niet meer van deze tijd en fascistisch. Dat zijn woorden die angst verhullen. Hoe lang wordt Wilders nu al niet een fascist genoemd? Al meer dan twintig jaar, volgens mij. En? Hebben we hem en zijn partij al met dreunende laarzen door de straten zien marcheren? Hebben Wilders en zijn kameraden constant racistische teksten gebezigd zoals de Duitse nazi’s in WOII? Zijn er voortdurend demonstraties van Wilders-aanhangers met honderden vlaggen, enzovoort? Nee! Demonstraties zagen we wel: van GroenLinksers en PvdA’ers die de aanhangers van Hamas ondersteunden. Hamas, dat Israël van de kaart wil vegen.
Er moet nu een kabinet worden gevormd. Men roept om “stabiliteit”. Weer zo’n woord dat je niet moet openschroeven, want dan blijft er niets van over. Wat ze bedoelen, is dat ze een kabinet willen dat niet al te kritisch is. “Stel geen moeilijke vragen, rechts!”
Je vroeg of ik rechts was. Die vraag wil ik best beantwoorden als je me vertelt wanneer je rechts bent. Als GroenLinks-PvdA het islamisme als het grootste probleem van de toekomst zou zien, zou ik misschien wel op ze hebben gestemd.
Ondertussen leg ik de laatste hand aan mijn roman. Ik vind hem zelf goed, dus één enthousiaste lezer heeft hij al. Kom ik weer terug op het begin: is het zinvol wat ik doe? Nee dus. Ik doe het omdat ikzelf schrijven waardevol vind. Voor mij dus. En als iemand anders het waardevol vindt, is dat mooi meegenomen. Aan de boom van het leven zie ik steeds meer blaadjes vallen. De mijne hangt nog aan een tak, maar het kan zo afgelopen zijn.
Zo, dit waren weer optimistische berichten van deze kant van het front. Ik beweeg me voorzichtig tussen de loopgraven, hoor de bommen vallen en prijs me gelukkig dat ik de mensheid niet begrijp. Wat is het toch een walgelijke soort, en waarom wil hij zichzelf vernietigen? Hoewel… er zijn enkele presidenten wier dood ik niet zou betreuren als ze werden neergeschoten.
T
Literaire kunst
Drie maanden later
Het was in augustus 1945 dat ze hoorde dat haar verloofde was overleden.
Drie maanden later lag ze met Ton in bed. Een gulzige jongen, net geen puber meer, voor wie de liefde tijdelijk was, want hij wilde van de bevrijding genieten. Terwijl hij uit haar bed verdween, verdween zijn achternaam. Of beter: die had hij zo slordig tussen de lakens gepreveld dat ze hem onmiddellijk vergat. Hij woonde ergens in Haarlem.
Negen maanden later baarde ze David.
Het jongetje bleek niet levensvatbaar. Hij stierf aan wiegedood, wat ze als een straf opvatte.
In 1953 trouwde ze met Thomas — er was zeker sprake van enige liefde in het spel — en kreeg een meisje: Tessa.
“Waarom vertelde je me dit nu pas?” had Tessa twintig jaar later gevraagd. Ze zat op haar moeders bed. Moeder haalde haar schouders op.
“Ik was niet van plan je dit ooit te vertellen.”
“Wist papa het?”
“Ja. Ik heb echt van je vader gehouden. Hij heeft met zijn liefde mijn schuldgevoel verdreven. Zo voelde ik dat.”
Tessa ging half tegen haar moeder aan liggen. Haar benen uit bed.
“Wat was David voor een jongetje?”
“Een doodsengel... Ik zag het meteen... Hij was gekust door de dood.”
“Niet zeggen, mam...”
Een dag later stierf haar moeder.
Een paar dagen nadien kwam haar broer voor de begrafenis. Ze had hem niets verteld en ze zou hem ook nooit iets vertellen. Waarom, wist ze eigenlijk niet.
En nu was ze zelf ziek.
De medische wetenschap was verder dan in 1974, maar toch...
Terwijl ze zich in het ziekenhuisbed beroerd voelde — vooral doodmoe — kwam haar dochter Sara op bezoek. De kleinkinderen waren thuisgelaten. Zou ze nu haar geheim vertellen?
“Hoe is het, mam?” vroeg Sara.
“Goed... Nou ja... goed... Hoe is het met...”
“Ilias is naar Scouting en Judith is naar ballet.”
Ze knikte en sloot haar ogen.
De herinnering aan de liefde deed haar pijn en ze dacht aan haar moeder, die ook veel geheimen had bewaard, maar uiteindelijk het kistje opende. “Ik kan dat niet.”
“Morgen zou papa 76 zijn geworden,” zei Sara.
“O ja? Ach... De tijd houden ze hier van je weg,” zei ze. Sara lachte om die zin.
“Zal ik morgen even langskomen met de kinderen?” vroeg ze.
Ze knikte. Misschien zou ze morgen niet eens halen. Dit was haar kans geweest om alles te vertellen. Maar ze wilde het niet. Het was goed zo. Sommige kisten moeten dichtblijven.
De column van Koos





