Dit keer in Slordigleven:
+Een brief - gratis.
+Een verhaal - gratis.
En achter betaalmuur.
+ Twee prachtige verhalen
+ De column van filosoof Koos
+ Ontroerende zelfgecomponeerde muziek
BRIEF
Lieve M.J.
Nadat Theo van Gogh was vermoord - ik heb het wel vaak over hem hè - maakten we mee dat er mensen waren die “blij” waren dat hij niet meer leefde.
Blij.
Nu was dat niet zo erg. Wat konden we eraan doen? We hadden geen expertise in de behandeling van krankzinnigheid.
Maar die gestoorden hadden ook de behoefte om ons vele keren te laten weten dat ze bijzonder ingenomen waren met de dood van Theo.
“Goed dat deze vuile racist de mond gesnoerd is.’’ En: "Aan dit vette varken missen we niks.’’
Lachten we erom? Ja, we lachten erom. Mij verbaasde de opinie niet, maar wel dat men die ons agressief onder de neus wilde duwen. Anoniem, ook nog. Was het sadisme, domweg bedoeld ons te kwetsen? Misschien, maar het kwetste ons niet. Wat kwetste ons wel? Dat waren artikelen waarin iemand omstandig ging uitleggen waarom Theo in alles mislukt was. Zijn films waren niks, zijn columns waren niks, zijn interviews waren eigenlijk ook matig en zijn televisieprogramma’s waren ver onder de maat. En dat slecht beargumenteerd. Ik zou graag hier de naam noemen van die persoon, maar die ben ik oprecht vergeten. Het was sowieso iemand die geen gezag had, anders had ik zijn naam wel onthouden. Maar toch dacht ik: waarom wil je, een paar dagen nadat iemand is geliquideerd, zijn werkzaamheden naar beneden halen? Wacht daar even mee. Wat moesten we met die constateringen doen? Moesten we met dat artikel van Pietje Lulhannes soms naar de moeder van Theo gaan en zeggen: “Kijk, mevrouw Van Gogh, Deze mijnheer legt uit, met de verkeerde argumenten, waarom niets deugde van wat Theo heeft gedaan.’’
Sadisme is de ideologie van de mislukkeling.
“En Theo dan? Die kwetste toch ook?’’ zeg je nu misschien. Ik kan me geen stuk herinneren dat Theo iemand kwetste die al dood was. Theo wilde juist hard polemiseren met mensen die zichtbare macht hadden of mensen die dachten weg te komen met hun hypocriete gedrag.
Zoals je weet heb ik zelf, toen ik ontslagen was bij Het Parool, eveneens menig email mogen ontvangen van lezers die me vertelden hoe ‘blij’ (daar heb je dat woord weer) ze waren dat ik was ontslagen. (Ik heb trouwens ook gehoord, maar misschien moet ik dat niet zeggen, dat er ook enkele redacteuren waren die applaudisseerden toen ze vernamen dat ik was vertrokken. Ik smeek God soms dat dit niet waar is. Maar zelfs als dit niet waar is: waarom werd mij dit dan verteld?)
Ik schrijf je dit omdat ik net uit een discussie kom over die PvdA/GroenLinksmevrouw Julia Wouters die in een postcast uitlegt hoe de politiek in elkaar zit. Die mevrouw vond het ook bijzonder vreugdevol dat Charlie Kirk was vermoord. Nu kan me al die meningen van die mevrouw me weinig schelen - ze zijn goedkoop, en onbenullig; ze mag ze uiten waar en hoe ze wil - maar wat ik verbazingwekkend vind, is dat ze die opinie zonder enige terughoudendheid en zelfs met enige trots te berde brengt. Waarop is ze trots? Trots op haar hoogwaardige moraal, waarschijnlijk, want die is links en ze meent dat er geen betere moraal kan zijn dan een linkse moraal. Ze illustreert in feite het vastgelopen ideaal van de sociaal-democratie.
Ik heb de laatste twee jaar voortdurend gemerkt dat links haar moraal vanzelfsprekend niet alleen de enige juiste vindt (iedereen vindt zijn eigen moraal het best), maar ze vinden een andere moraal meteen ernstig fout. Ze kennen geen twijfel. En als jij wel twijfelt, dan vinden ze je suspect.
Ooit waren de sociaal-democraten vooruitstrevend, tegenwoordig kleinburgerlijk. Ooit waren ze de stem voor de ‘deplorabelen,’ tegenwoordig praten ze achter uit hun keel en hoor je het verwaande geluid van verwende nesten, ooit waren ze intellectueel, tegenwoordig anti-intellectueel. Ik schrok werkelijk van de opvattingen van mevrouw Julia Wouters, zoals ik eigenlijk constant schrik van de opvattingen en de verwoording daarvan van partijleider Frans Timmermans. Ik besef weer hoe kwetsend hypocrisie kan zijn. Ik vind dit vervelend om te schrijven omdat ik het idee heb dat iedereen dit al zegt over politici maar met name Timmermans trekt iedere keer een emmer clichés open. Hij is altijd zo verguld als hij z’n oubollige zinnetjes en woordjes formuleert. Ik ben helaas geen echte polemist, maar wat zou ik graag deze grijze verschrompelde amoebe het schaamrood op de kaken bezorgen door mijn fijn geslepen zinnen en de architectuur van mijn betoog. (Ik weet niet of ik dit goed zeg, maar je weet wel wat ik bedoel.)
Tegenwoordig is er trouwens een tekort aan schaamrood. Wie zich zou moeten schamen, gedraagt zich juist hoogmoedig. “Kijk eens wat ik allemaal beweer.’’ Er zou eens een bloemlezing moeten verschijnen met de ‘misselijke zinnen’ van Theo van Gogh. Ik zal eens een voorstel daartoe doen. Een scheurkalender lijkt me daarvoor eveneens geschikt. Elke dag zo’n zinnetje lezen van Van Gogh - daar knap je van op!
Als ik over de Vijzelgracht loop heb ik het idee dat de linkse moraal gekaapt is door de well-to-do-jeugd die het linkse gedachtegoed hanteren om er de laagste klassen mee te koloniseren. ‘'Doe ons na, domoren, wij menen het goed met je, wij hebben de wijsheid in pacht want wij hebben de diploma’s! En als ons goed imiteert, kan je net zo goed worden als wij.’’
Dat is niet waar. De gouden kinderen worden er alleen zelf beter van. Net als hun gouden ouders links zijn om hun schuldgevoel af te kopen. Ik zie het. ik hoor het. Ik loop er steeds langs. Ik merk het. Ze zijn dronken van de Aperol die 14 € kost! Zegge: veertien euro! Klootzakjes zijn het. Als je die verwende smoelen ziet, zou je bidden om een oorlog - maar ja, dat doe ik niet omdat ik niet in God geloof en straks komt het uit (want ik denk dat het oorlog gaat worden). Dan wil ik juist niet dat ze hoeven te vechten; dan zou mijn eigen kleinzoon en kleindochter daar misschien de dupe van worden. De overheid kan jongelui dan zomaar oproepen.
Ik stop met schrijven. Ik voeg wat verhaaltjes bij. Wat treurnis voor de gezelligheid. Heb ik naar jou vroeger mijn erotische brieven geschreven? Of waren het mijn filosofische brieven? Ik weet het niet meer. Ik weet niets meer. Soms word ik wakker en haat ik, maar ik weet niet meer wie of wat. Maar die haat is echt!
Liefs, Theodor.
L I T E R A T U U R
Vader, moeder, zoon
Hij had gezworen nooit naar het graf van moeder te gaan, maar nu was hij, door een toeval, op een paar honderd meter van de begraafplaats.
Het gekke was dat hij niet zozeer aan “moeder” moest denken, maar aan zijn zoon. Die had tegen hem gezegd, geschreeuwd eigenlijk: “Je bent geen vader, maar een vijand.’’
Waarom was hij een vijand geworden? Omdat zijn zoon financiële steun van hem wilde - dom geld - maar niet wilde zeggen waarom?
Het was moeder geweest, die haar kleinzoon van hem had weggehouden. Als hij niet, toen de jongen achttien was, naar hem had gezocht, had hij zijn zoon waarschijnlijk nooit gevonden. Destijds was moeder hem nooit komen opzoeken. Vader wel. Die had hem ook vergeven. Die stierf niet lang daarna. Maar moeder schaamde zich en was altijd al kil tegen hem geweest. Het was de grote vraag van zijn leven: waarom had ze nooit van hem gehouden? Ach, ze had ook nooit van zijn vader gehouden. Maar ze had zich zijn zoon toegeëigend. Van hem had ze vermoedelijk ook niet gehouden. En ze had zo gestookt tussen hem en Larissa dat een scheiding onvermijdelijk was. Daarvan was de jongen natuurlijk ook de dupe geworden. Toen moeder was gestorven was zijn zoon een vreemde die steeds meer geld wilde.
Hij las de lieve teksten op de graven. Wat konden mensen veel van anderen houden.
Zijn moeders dood had hem niet zozeer aangegrepen, maar hem opluchting gebracht waarvoor hij zich soms schaamde. Een merkwaardig gevoel van vrijheid. “Heb ik wel recht op die vrijheid?’’ Hij zweette en schaamde zich wederom.
Hij had hier wel met zijn zoon willen zijn. Met moeders dood was het of er een verhaal was afgelopen, maar er was toch weer een nieuw hoofdstuk begonnen toen zijn zoon niets meer van hem wilde weten. “Zit het onvermogen om goed contact te hebben met je eigen broed in onze genen?’’ vroeg hij zich af.
Hij ging op weg naar de steen met alleen haar naam, maar hield opeens stil. “Waarom zou ik een dode moeten vergeven? Wat is dat voor onzin? Zij had mij haar spijt moeten betuigen, maar dat kan niet.’’ Hij deed nog twee stappen. “Moet ik dan godverdomme spijt betuigen aan mijn eigen zoon? Moet ik hem vergeven terwijl hij fout zit?’’ Hij keerde zich om en even voelde hij zich het schaakstuk van een speler die aan een zet twijfelt.
“Ik kan het niet!’’
Hij verliet de begraafplaats en ging op weg naar het station.
“Haat hij mij, zoals ik haar haat? Haat ik haar eigenlijk nog? Begrijp ik haar? Soms denk ik van wel. Meestal niet. Was ze niet gewoon te dom, zoals ik ook te dom was toen ik van die stomme dingen deed? Ze behandelde mij als een ziek stuk vlees. Dat was ik niet, maar dat werd ik wel. Dat is wat tralies met je doen.’’
Toen hij in de trein zat vroeg hij zich af of hij trots was dat hij zich aan zijn eed had gehouden het graf van moeder nooit te bezoeken.
xxx
Vanaf hier niet meer gratis:
Keep reading with a 7-day free trial
Subscribe to Theodor Holman to keep reading this post and get 7 days of free access to the full post archives.