Wat er aan voorafging: Een moord op een meisje (of jonge vrouw). Acteur Mario werd daarvoor gearresteerd. Men had zijn foto in het tasje van de vermoorde gevonden. Amadeo heeft ondertussen de code in de brief van Sophia gekraakt. Elk eerste woord van een nieuwe regel vormt tezamen een zin met een mededeling. Amadeo is door de boodschap nerveus en in verwarring…
12.
Amadeo was angstig.
Was Sophia de vermoorde vrouw?
Men sprak over een jong meisje. Sophia was geen meisje meer, maar een vrouw die, zo had Amadeo later in de kranten gelezen, altijd haar Schoonheid wist in te zetten. Zeker als het een goed doel betrof, en het betrof altijd goede doelen, geïnitieerd door haar man, want daarmee maskeren politici en beroemdheden hun morele falen. Je ruilt corrupt gedrag tegen een goed doel.
Een rolstoel voor een ziek kind organiseren verdoezelt een overeenkomst tussen een gerespecteerd politicus en een bouwonderneming. Rolstoelen voor kinderen zijn bij politici populair.
Het was duidelijk dat het gedicht Amadeo had verontrust.
Waarom had ze die in code geschreven? Waarom niet gewoon, per mail of per brief? Betekende het dat ze voortdurend in de gaten werd gehouden?
Haar boodschap was duidelijk: ‘Ik leef. Ik leef. Zoek mij. Ik ben gevlucht. Zoek. Zoek mij. Ik moet steeds vluchten. Ik probeer naar Tuoro te gaan.’’
Als ze echt moest vluchten, waarom noemde ze dan Tuoro. Dat zien zij die haar het vluchten willen beletten toch ook?
Amadeo vond het niet prettig dat de boodschap zo vol dubbelzinnigheden zat.
Waarvan of voor wie was ze op de vlucht? De toon was te serieus om voor een grap door te gaan. Zelfmoord was niet iets om een grap over te maken. Zeker niet als ze wist dat Paolo de brief zou lezen. Was ze misschien gedwongen om een zelfmoordbrief te schrijven?
Amadeo liet voor zijn geestesoog een scala aan scenario’s passeren; het vervelende was dat ze allemaal mogelijk waren. Het meest voor de hand liggende vond hij een gedachte die hij misschien niet mocht hebben: dat het Sophia slechts te doen was om aandacht te krijgen. Amadeo wist dat zij daar nooit genoeg van kreeg. Aandacht was haar brandstof en haar afrodisiacum.
Ofschoon hij niet in liefde geloofde, was er wel altijd verlangen. Naar veel vrouwen. Ook naar Sophia. Amadeo hoefde maar aan haar te denken en hij wilde haar weer. Verlangen vond Amadeo een net woord voor verslaving.
Een verslaving is een behoefte waar je niet van af wil. Dat wist hij als geen ander.
Opeens werd er op zijn deur gebonsd, zoals dat vroeger gebeurde toen er nog geen bellen waren.
‘’Wie is daar?’’
‘’Mario!’’
Amadeo opende de deur en keek in de ogen van zijn oude vriend.
‘’Zie je in mijn ogen nog dezelfde oude onrust die ik nu in de jouwe zie?’’
Amadeo lachte. Het was een regel uit een scenario dat hij ooit had gemaakt voor Mario. Alleen het woord ‘oude’ stond er toen niet in. Ze waren toen 18. Beiden studeerden in Perugia. Film was hun leven.
‘’Ik zie in jouw ogen dat je nog van me houdt,’’ antwoordde Amadeo conform het scenario dat verdwenen was, net als de film.
‘’Ik word verdacht van moord,’’ zei Mario.
‘’Dat is beter dan verdacht te worden van vreemdgaan of diefstal. Daar zijn we te groot voor geworden.’’
De mannen lachten en gingen aan de tafel zitten.
Amadeo opende een fles wijn.
12-1
De fles wijn werd vervangen door een nieuwe. Er was ook salami op tafel gekomen. Het mes om de finocchiona te snijden werd tevens gebruikt als dirigeerstok en extra vinger.
De mannen vertelden aan elkaar hoe ze de afgelopen vijftien jaar hadden doorgebracht. Een geschiedenis die liep via vrouwen, films, literatuur en politieke gebeurtenissen en verteld in steeds jongensachtiger bewoordingen.
Opeens onderbrak Mario zijn eigen woordenstroom om de werkelijke reden te vertellen waarom hij was gekomen.
‘’Ik word werkelijk verdacht van moord. Dat was geen grap! Ik.. Moord…‘’ Mario vertelde wat hem was overkomen. ‘’Die commissaris heette Shakespeare… en nadat ik hem verteld dat ik al jaren geen publiciteitsfoto’s meer uitdeel, om de eenvoudige reden dat ik met mijn foto geen publiciteit meer maak, draaide hij een andere foto om en opeens keek ik in het gezicht van een dood meisje. Ik denk een jaar of zeventien, maar dat denk ik van alle meisjes - tot ze vijftig zijn. Ik schrok! Niet dat ik haar herkende…hoewel… Het was alsof ik begreep waarom zoveel schoonheid was omgebracht. Zij was de overtreffende trap van schoonheid… Juist misschien omdat ze haar ogen gesloten had. Een mysterie. We hebben daar vroeger vaak over gesproken. John Keats… La Belle Dame sans Merci… I saw pale kings and princes too, pale warriors, death sale were they all; They cried: ‘La Belle Dame sans Merci’ Hath thee in thrall.’’ Alsof zij in haar jonge leven niets anders had gedaan dan jonge minnaars verleiden om ze te doden, en nu was ze zelf gedood. Zelfs op die foto, terwijl het leven uit haar was weggeblazen, was ze nog fascinerend mooi, erotisch en… dodelijk.’’
‘’And I awoke and found me here on the cold hill’s side…’’ citeerde Amadeo de laatste regels van het gedicht, maar Mario was in trance.
‘’Maar dat was niet het vreemdste… De dood heeft de nare gewoonte niet op schoonheid te letten… Het was dat ik vorige week, toen ik hier aankwam om een film op te nemen, nadat ik jullie jarenlang gemeden had omdat ik jullie niet kon gebruiken om beroemd te worden, hetgeen, zeg ik eerlijk, een misverstand was … ik in de trein eveneens zo’n schitterende schoonheid zag van zeventien jaar oud. Althans dat zei ze tenminste. En ze zei dat ze mij kende. Ik keek haar aan en lachte om haar te verleiden zonder het idee te hebben enig succes te hebben, maar meer uit gewoonte, en opeens lachte ze terug. En dat niet alleen. We zaten alleen in de trein en ze ontblootte haar borsten en nodigde me uit aan haar tepels te zitten en ze zei: ‘Ik ken je Mario Greco… Ik ken je van de foto’s die ik van je heb uitgeknipt, ik ken je van mijn lievelingsblad Passie, van je films. ‘Onze liefde duurt eeuwig voort,’ the movie, ’Mijn naam is Esther,’ en van de film ‘Modekoningin Suzanne, heldin van New York…’ En terwijl ik aan haar borsten zat, ging ze op haar knieën voor me zitten, knoopte mijn broek open begon me te pijpen. ‘Hoe heet je?’’ vroeg ik. ‘Lydia,’ zei ze, ‘Lydia Buscemi.’ Ik heb haar toen opgetild, op de treinbank gezet, haar broekje uitgetrokken en haar geneukt, wat niet lang duurde, want we liepen station Perugia binnen, dus we moesten opschieten, maar we bereikten op het moment dat de trein remde beiden een hoogtepunt… Geloof me, Amadeo… Geloof me! Alsjeblieft… En nu zoek ik Lydia Buscemi…’’
‘’Ik geloof je… Ik moet wel..’’
‘’Ze rukte zich van me los en zei: ‘Ik moet naar de universiteit…’ en rende uit mijn leven weg. En toen dacht ik: Jij weet waar ik haar kan vinden… Jij werkt toch nog op de universiteit? Het gekke is… ze leek op het dode meisje, maar ze was het niet.’’
‘’Maar Mario,’’ begon Amadeo. Hij wilde iets zeggen, maar hield zich in.
Hij twijfelde. Moest hij een vriend die hij vijftien jaar niet had gezien, vertellen dat hij inderdaad Lydia kende en wist hoe hij haar kon vinden?
In hoeverre klopte dit verhaal? Mario was inderdaad een oude vriend, maar verzon ook van alles. Hij blufte zich door het leven, en in elk interview zei hij het steeds maar weer: ‘’Acteren is niets anders dan woordjes van een ander duidelijk uitspreken. Duidelijkheid overtuigt het meest. De rest moet je overlaten aan de regisseur.’’ Mario was overduidelijk een kundig regisseur van zijn eigen leven; hij was koning onder de B-acteurs. Hij wilde ook een B-acteur zijn. Hij had eens tegen Mario gezegd: ‘’B-acteurs hebben altijd werk, want A-acteurs wijzen rollen af en zijn te duur, en de gewone theater- en bioscoopbezoeker ziet toch het verschil niet tussen goed en slecht.’’ Amadeo kon Mario daarom bewonderen. Hij bewonderde trouwens de hele familie. De vader van Mario was een kleine crimineel geweest. Mario kon over hem vertellen alsof het een Robin Hood was die stal van de rijken en het schonk aan de armen. De vader gaf inderdaad schoenen die van een diefstal uit de schoenfabriek van Magione afkomstig was aan de armsten in het dorp. En Mario was er trots op dat de politie zijn vader nooit had gegrepen. De politie wist niet dat vader de woning van Mario in Rome als schuiladres had gehad.
In feite, zo wist Amadeo, zag Mario acteren als vorm van kleine criminaliteit. Je deed je voor als iemand anders en bedroog het publiek.
‘’Hoe gaat het met je vader?’’ vroeg Amadeo zomaar.
‘’Hij zit vast. Ik ben vergeten waarvoor.’’ Hij wilde er duidelijk niet over spreken.
‘’Hebben wij hier echt een inspecteur die Shakespeare heet?” vroeg Amadeo toen.
‘’Ja, en die arresteerde mij… En hij sprak geen woord Engels, hoewel zijn grootouders geloof ik uit Engeland kwamen.’’
De mimiek van Mario was oprecht, en Amadeo besloot hem het adres van Lydia te geven.
Maar eerst zei hij nog iets anders.
‘’Mario… Je doet net of je dottore Buscemi niet kent…’’
Opeens meed Mario zijn blik.
‘’Jij weet, lieve vriend, dat haar vader de machtigste man van deze streek is, en ik weet niet precies hoe groot deze streek is, groter dan Umbrië en Toscane in ieder geval…’’
‘’De macht van het woord zal het altijd winnen van de macht van de keizer.’’
‘’Deze heb je zelf verzonnen, Mario.’’
‘’Klopt, hoezo?’’
‘’Hij klopt niet.’’
Amadeo gaf hem het mobiele nummer van Lydia.
Dat Amadeo het mobiele nummer van Lydia had, zei Mario genoeg. Oude vriendschap verandert van uiterlijk, maar verder nooit.
‘’Je neemt een te groot risico, Mario,’’ zei Amadeo.
‘’Ja, anders is er niets aan.’’
De vrienden lachten weer tegen elkaar.
WORD VERVOLGD
Brief aan de lezer.
Moeilijk om alle lijntjes vast te houden. Soms denk ik dat daarover nadenken het meeste tijd in beslag neemt. Het gaat ook ‘s nachts door. Wie nu, met welk verhaal? Ik heb een paar vragen over de backstories gekregen. Hoe maak ik die, wat staat daar in? Het zijn, in mijn geval, soms kleine aantekeningen, verhaaltjes, een paar regels met mogelijke verhaallijnen. Als het verhaal wat verder is, zal ik ze laten zien. Als u dat tenminste wil. Het zijn er een stuk of vijftig.
“Gaat u hier een boek van maken?’’ wordt me gevraagd. Dat weet ik niet. Dit hier op Substack is vooralsnog mijn schetsboek. Eerst moet het verhaal af. Ik verlang er wel naar om verder te schrijven hoewel ik zelf niet weet hoe het verder gaat. U krijgt het mysterie voorgeschoteld wat ook voor mij nog een mysterie is. O ja, en bedenk: mijn Substack heet Slordigleven.
Uit Het Parool:
Tot slot de column van Koos
Al weer heel lang geleden bezochten we een agriturismo in Petrignano del Lago waar verder niemand was behalve Mr Fanini, de eigenaar bij wie we, na het uitgebreid testen van zíjn grappa's werden uitgenodigd voor een diner in zijn landgoed IN Perugia. Hij had de concessie van Agip in Umbrië waarmee je slapend rijk kon worden. Zijn schoonzoon is professor in Perugia en runt tevens de Agriturismo.
Je komt op gang met het verhaal Theodor!
Ik ben ook benieuwd hoe het bezoek aan het Theodor Holmanbos is geweest.