
30
Inspecteur Shakespeare werkte aan zijn rapport dat hij zou overhandigen aan de Officier van Justitie, aan zijn superieur in Rome en aan de rechter van Instructie van Perugia.
Op het papier dat hij gestolen had van de lijkschouwer, tikte hij dat er grote hoeveelheden drugs in lichaam en de lever van het meisje waren gevonden - die papieren werden toch nooit in Rome bekeken - en dat de vermoedelijke doodsoorzaak ‘een overdosis’ was geweest. Junks waren justitieel stopverf. Je kon er elk gat mee dichten. Shakespeare vermeed een handtekening onder het vervalste rapport van de patholoog anatoom te zetten. Mocht hij het teruggestuurd krijgen dan zou hij alsnog aan de patholoog zijn handtekening vragen of die handtekening zelf fabriceren. In zijn eigen rapport schreef hij dat gezien de ‘goedkope kleding’ die het meisje aanhad, het waarschijnlijk een junkie of een prostituee was uit Oost Europa. Op Interpol had hij gekeken, maar had geen opsporingsbericht uit Oost Europa kunnen ontdekken met een profiel waaraan de overledene voldeed. Prostituees hadden met junks gemeen dat je ze mocht mis- en gebruiken. Het meisje, zo fantaseerde Shakespeare er lustig op los, was vermoedelijk al geruime tijd in Italië. Misschien wel een vluchtelinge. Hij legde niet uit hoe hij dat wist en mochten ze hem dat vragen, dan zou hij verwijzen naar haar kleding die uit Italiaanse winkels kwam. Hij deed er zijn best op het rapport zo vaag mogelijk te houden. Er waren zoveel onopgeloste moordzaken.
Shakespeare wilde weg uit dit gehucht. Dat hij uit Rome gedetacheerd was, had hij als een vernedering ervaren.
31
Mario belde nog eens met zijn vader in de gevangenis en begreep alle berichten die hij in code kreeg, heel precies.
Hij was zijn leven niet zeker, en er verkeerden meer mensen in gevaar. Hij had de nerveuze triller in de stem van zijn vader gehoord.
Mario dacht vaak aan zijn vader die zijn leven had opgegeven voor hem; dat zijn vader nog niet vermoord was, kwam omdat hij nog van nut was voor de jongens, maar dat kon elk moment afgelopen zijn. In leven kunnen blijven is iets weten van een vijand wat je ergens hebt bewaard. Je houdt niet alleen tijdelijk geheim wat niemand mag weten, maar ook de plek waar zich dat geheim bevindt.
‘’Orde op zaken stellen,’’ had zijn vader eens tegen hem gezegd, ‘’dat moet een man af en toe doen. Dat moet hij alleen doen. Orde op zaken stellen!’’
Mario had als matig acteur deze vreselijke zin vaak uitgesproken.
‘’Het wordt tijd dat we orde op zaken stellen.’’
Hij had er altijd ernstig bij gekeken. Maar nu deze zin een opdracht was geworden die hij daadwerkelijk moest uitvoeren, glimlachte hij. Orde op zaken stellen, was de dood naderen met een smoes.
Elk dreigement, hoe klein ook, draagt altijd de geur van de dood met zich mee.
‘’Ik hou van je,’’ zei Agostina Bocca alias Kelly Winter alsof ze doornen uitspuugde.
‘’En ik hou van jou,’’ zei Mario.
‘’Cut!’’ riep de regisseur,’’ We kijken hem even terug!’’
‘’Het leek even of je echt van me hield,’’ zei Agostina.
‘’Ik kan je leren hoe je dat speelt,’’ zei Mario.
‘’Je hebt me geleerd van jou te gaan houden, toe, leer me nu ook je weer te vergeten,’’ zong Agostina. Het liedje ‘Stasera alle sei e un quarto…’ van Sophia Alberti was een paar jaar geleden nog een hit geweest.
In de verte hoorden ze politiewagens, net als de vorige keer.
Even wendde Mario zich af en veinsde interesse in de opname. Hij bleef strak naar de monitor kijken.
‘’Hij kan voor mij,’’ zei de regisseur, ‘’Ik vind het goed.’’
‘’Mag ik hem nog een keer terugzien?’’ vroeg Mario.
Terwijl hij een slechte acteursprestatie zag, spitste hij zijn oren. Nee, de politieauto’s kwamen hem niet ophalen; het geluid stierf weg.
‘’Voor mij kan hij ook,’’ zei Mario.
De regisseur sloeg hem ten onrechte op de schouders als teken van waardering.
Brief
Ik wandel door de heuvels. Ik wil over het einde nadenken, maar ik raak steeds afgeleid. Koos sukkelt want het is te warm voor hem, (34 graden), er is een slang op de weg (niet groot, maar toch een slang!), Italianen vragen mij de weg, terwijl ik nauwelijks Italiaans spreek en zij geen Engels en ik voel me schuldig omdat ik eigenlijk moet schrijven. Schrijven in de zon gaat niet, heb ik gemerkt. Dus als ik achter de computer zit, is dat binnen in het huisje waar het wat koeler is. Verder is mijn zelfvertrouwen volkomen weg. Ik vind het helemaal niks wat ik heb gemaakt en wil alles weggooien. Waarom ben ik dit project aangegaan? “Eerst denken, dan doen,’’ hoor ik mijn vader zeggen, maar ik heb eigenlijk altijd het omgekeerde gedaan. Om wat inspiratie op te doen, ben ik teruggegaan naar de locatie waar dit verhaal begon. Wacht, ik laat wat zien.
Beelden van niks. Maat goed, dan heeft u een idee. Deze mislukkeling gaat weer terug naar zijn huisje om zijn waardeloze rotzooi op papier te zetten. Gelukkig is Koos mijn psychiater. Hij helpt me er altijd wel even overheen.
De column van Koos:
Tot morgen - excuus voor de fouten.