
De trotse boer Paolo keek over zijn velden.
Zijn olijfbomen stonden er goed bij. Zijn vee was in orde. Zijn graan leverde mooie prijzen op. Zijn vader, zijn vaders vader, en eigenlijk al zijn voorvaderen waren boeren geweest. Eén voor één hadden ze het land uitgebreid, en dat had Paolo ook gedaan.
‘’Omdat ik kan denken als een boer,’’ zei hij tegen zichzelf, ‘’en er zijn er maar weinig die dat kunnen.’’
Hij liep naar zijn koeien die op het veld graasden en bekeek ze met genoegen.
‘’Als je houdt van het vlees en de melk, moet je goed zijn voor je dieren. Je moet voor alle dieren goed zijn.’’
Hij zocht een koe uit en bond die aan een touw.
Met de koe liep hij naar een schuurtje dat aan het eind van het koeienveldje stond. De koe was een afleidingsmanoeuvre voor het geval hij werd bespioneerd. Hij ging er niet van uit, maar je wist het nooit.
Paolo opende deur van de schuur en trok de koe naar binnen. Vervolgens deed hij snel de deur dicht.
‘’Hoe is het?’’ vroeg hij. Hij wachtte het antwoord niet af en vervolgde met: ‘’Het loopt uit de hand.’’
29
Amadeo lag op zijn bed. Alleen gekleed in een onderbroek. Het was 34 graden buiten én in zijn huisje. Alle ramen stonden tevergeefs open. Vanaf zijn bed kon hij nog net het meer van Trasimeno zien. Hij had een vreemde gedachte: het was alsof het meer hem voedde. Alsof het een grote moeder was.
‘’Het woord alsof klopt hier niet. Het is de moeder die mij voedt. Ik kan er niet buiten. Alles wat hier is, is in mijn genen gaan zitten. Dat kan ik niet ongedaan maken. Ik heb het nodig. En mamma, ik kan eigenlijk niks. Ik deug niet.’’
Hij dacht aan de fascistische schrijvers die hij in zijn studententijd had gelezen. Altijd die sentimentele gedachten over het land. ‘’De zonnestralen en het gebeier vielen over mijn bergdal/ ik ruik de aarde waar ik vandaan kom/ waar al eeuwen onze boerderij stond/ ik voel het meer waaruit ik ben geboren/ alleen hier kan ik gelukkig zijn.’’ Amadeo dacht: ‘’Wat slecht, dichterlijke kluns Matteo Ginga, ik kan het bijna begrijpen dat de communisten je hebben opgehangen, al was dat niet om literaire redenen.’’ Maar nu leed hij zelf aan zulke dromen en meende hij zeker te weten dat de communisten zo ook over hun land dachten. Hoe beïnvloedde dit landschap je geest? Was het niet zo, dat het meer van Trasimeno meer je gedrag stuurde dan welk boek ook? Als je altijd bent opgevoed in en met deze schoonheid, is je geest dan niet te veel verwend? Amadeo dacht aan Plato die had gezegd: ‘Schoonheid is zichtbaar geworden liefde.’
‘’Ik ga hier niet weg,’’ dacht Amadeo, ‘’Maar ik moet wel iets doen.’’
Toen begon hij te huilen.
Hij wist dat hij er te laf voor was, en toch zou weggaan.
Zijn leven was hem kostbaarder dan de liefde voor zijn land.
Brief
Hoe knoop je losse eindjes aan elkaar, hoe maak je de cirkel rond, hoe hou je het plot geloofwaardig? Moet er wel sprake zijn van een plot? Ik dacht vannacht: is de thriller niet bij uitstek een christelijk genre? En past mijn verhaal wel bij het thriller- genre?Bij een thriller of een detective wil men altijd ‘verlossing’ aan het eind. Ieder moet zijn gerechtvaardigde straf krijgen. De moordenaar mag niet met zijn misdaad wegkomen. Wij, de lezers, willen dat de moordenaar gepakt en gestraft wordt. Dat bevredigt ons. Maar waarom eigenlijk? Het spijt me dat ik het zo vaak over Theo van Gogh heb, maar we spraken vaak over film. Toen we ‘Hoe ik mijn moeder vermoordde’ wilden maken, spraken we over het einde. Het was mijn moeder - toen ergens in de tachtig - die zei: “Waarom eindigen jullie niet met mijn dood?’’ Zoals ongeveer in het boek. Theo schrok daarvan en ‘s avonds bespraken we hoe we dit konden vormgeven. We wilden geen Freudiaanse oplossing: een zoon die zijn moeder een broodmes door haar hart duwt. Dat paste ook niet bij een vrouw die haar kampverleden deelt. Zogenaamd voor het eerst met haar zoon. (Ik verraad niks. Bekijk de film maar.) Ik wil ook ‘verlossen’. Ik wil dat u, lezer, na afloop denkt: Goh, goed verhaal, mooi plot. Of me dat lukt, weet ik niet. Ik denk me suf.