Korte inhoud van het voorafgaande. Lydia was naar Mario gegaan, maar die merkte dat ze nerveus en gespannen was. Ze moest af en toe huilen. Kwam dat omdat ze van hem hield? Dat ontkende ze. Mario had last van zijn intuïtie die hem zelden bedroog En toen kwam Paulo op bezoek. Ook een oude jeugdvriend… Paulo vertelde dat Amadeo in het ziekenhuis lag en Mario wilde zien… Mario was vastbesloten het pistool dat hij van zijn vader had in zijn zak te houden.
21.
Inspecteur Shakespeare stond in het kleine mortuarium tegenover de patholoog- anatoom. Tussen hen in de speciale onderzoekstafel met daarop het naakte lijk van de vermoorde vrouw. Shakespeare merkte de schoonheid van de jeugd en de dood op; het stemde hem droevig en woedend tegelijk en hij raakte verward doordat hij bij zichzelf enige opwinding waarnam en dat verafschuwde. Hij draaide zich om.
De patholoog had een saaie opsomming gegeven van de maaginhoud.
‘’En ze heeft veel seksueel contact gehad,’’ hoorde hij de patholoog zeggen.
‘’Een hoer?’’
‘’Geen sperma gevonden, maar haar vagina was iets uitgescheurd.’’
‘’Hoe weet u dan dat het veel seksueel contact is geweest?’’
‘’Je komt dat bij meisjes van ongeveer 18,19 veel tegen.’’
‘’Wat is veel? Hoe vaak heeft ze geneukt?’’
‘’Dat kan ik niet zeggen, inspecteur.’’
‘’Hoe weet u dan dat het veel is?’’
‘’Omdat haar vagina wat uitgescheurd is.’’
Shakespeare wilde het zien.
‘’Dat kan ook komen omdat ze één keer ruw gepakt is, of omdat men er iets heeft ingestoken,’’ zei hij.
De patholoog begon zich te schamen.
‘’Misschien heeft u wel gelijk, inspecteur. Ik zie alleen dat haar vagina gescheurd is… Dus ik dacht: die heeft veel geneukt.’’
De commissaris vond het woord ‘geneukt’ opeens wat vernederend klinken.
‘’Veel…,’’ De commissaris probeerde het woord nonchalant te laten klinken.
‘’Volgens mij zijn meisjes van deze leeftijd in deze omgeving bijna al getrouwd,’’ vervolgde Shakespeare. Hij was voorbij de kerk gekomen en had een bruidje gezien van wie hij dacht dat ze nog een kind was.
De patholoog knikte.
‘’Ze had seksueel contact, ze was geen maagd meer, laten we het daar op houden,’’ zei Shakespeare.
‘’Dat is wetenschappelijk correct,’’ zei de patholoog.
‘’Verder nog bijzonderheden ontdekt? Onder de nagels of zo.. of…’’
‘’Nee, eigenlijk niet, ‘’ zei de patholoog.
De man kan niks, dacht Shakespeare. Hij liet zijn ogen nog eens over het dode lichaam glijden en het woord peccato, jammer, kwam in hem op. Waarom wilde iemand zo iets moois vermoorden? Mocht de schoonheid niet langer worden gezien? Een man zou spijt hebben dat hij dit moois voor altijd zou hebben vernietigd. Zou het een vrouw zijn geweest die zoveel schoonheid niet in haar nabijheid wilde hebben? Steeds meer vrouwen gingen over tot moord. Er waren in het afgelopen jaar maanden geweest dat er meer vrouwelijke moordenaars waren opgepakt dan manlijke. Dat had, volgens Shakespeare, te maken met de emancipatie van de Italiaanse vrouw. Het opkomen voor je rechten wilde soms niet lukken en dan werd moord een optie. Daar zat iets tegenstrijdigs in, meende hij, want zover hij de Italiaanse samenleving kende - hij dacht daarbij aan zijn eigen moeder - vierde het maternalisme hoogtij. Toen hij in het zuiden werkte en zich vooral in Napels moest bezighouden met politieke corruptie, ontdekte hij dat de meeste moorden opdrachten waren van moeders wier zonen waren vermoord. Hij brabbelde deze theorie tegen de patholoog, maar die luisterde niet echt.
Daarom besloot Shakespeare over te gaan op een ander onderwerp.
‘’En die vingers die ik vanmorgen heb gekregen… hebt u daar iets aan kunnen vinden?’’
‘’Die vingers… ja, wonderlijk…’’
‘’Wat is er wonderlijk aan?’’
‘’Het waren twee middelvingers.’’
‘’Dat dacht ik al: een grote fuck you.’’
‘’Fuckehjoe?’’
‘’Fuck you… Engels.’’
‘’Ah..ja… Hier wel… Maffia en zo…,’’ zei de patholoog.
‘’Ja, maar van wie zijn deze middelvingers, dat zou ik wel eens willen weten.’’
‘’Maar dat weet ik.’’
‘’Van wie dan?’’
‘’Ik dacht dat u dat ook wist?’’
‘’Nee, zeg dan?’’
‘’Dat weet iedereen hier.’’
Shakespeare kon niet tegen deze man die ook buiten het mortuarium naar formaline stonk.
‘’Van wie?’’
De patholoog noemde de naam van Amadeo. ‘’Hij is een bijzonder aardige man, een docent aan de universiteit van Perugia…’’
‘’En wie heeft die vingers bij hem afgesneden.’’
‘’Dat zal hij nooit zeggen, maar iedereen weet dat dottere Buscemi dat heeft gedaan.’’
Shakespeare schrok. Hij was voor deze naam gewaarschuwd. Hij moest daar ver weg van blijven.
‘’En waarom heeft Buscemi dat gedaan?’’
‘’Omdat hij vermoedelijk dacht dat Amadeo iets had met zijn dochter. Hij geeft les aan die dochter.’’
‘’Maar heeft hij ook iets met die dochter?’’
‘’Dat weet niemand… Je begint nu wel te twijfelen.’’
‘’Hoe oud is die dochter.’’
‘’Achttien.’’
‘’Wat kan het Buscemi dan schelen met wie ze naar bed gaat?’’
De patholoog haalde zijn schouders op.
22.
Shakespeare liep door het ziekenhuis Santa Maria della Misericordia.
Hij groette de zusters die hem aan zijn jeugd deden denken. Er was een enkele jongere verpleegster. Het viel hem op dat er een groot aantal buitenlandse meisjes werkten. Hij vroeg zich af of die wel allemaal een verblijfsvergunning hadden. Het hebben van geen verblijfsvergunning was beter voor de gezondheidszorg, want dan deden die meisjes in ieder geval hun best om te blijven.
Aan een balie vroeg hij waar hij Amadeo kon vinden.
Die lag op een kamer apart. Nummer 8.
De Inspecteur liep kamer 8 binnen en had onmiddellijk een afkeer van de slapende figuur; was het ’t verwende gezicht, hoewel dat nu niet te benijden was, of was het de suggestie die uitging van de afgeknipte vingers namelijk dat hij verkeerde contacten had? Vermoedelijk betrof het ’t besef dat hij wist dat deze Amadeo niets zou zeggen.
Amadeo ontwaakte. De inspecteur stelde zich voor en verbaasde zich erover dat deze docent Engelse literatuur niet vroeg of hij ‘familie van’ was.
‘’We kregen uw vingers opgestuurd, ‘’ zei hij tegen Amadeo.
‘’Te laat. Daar heb ik nu weinig aan,’’ antwoordde Amadeo.
‘’Waarom heeft iemand uw vingers, uw middelvingers… afgeknipt.’’
Amadeo zweeg lang. De nadruk die de inspecteur had gelegd op het woord ‘middelvingers’ deed hem beseffen dat de inspecteur vermoedelijk wist dat het hier een wraakactie betrof. Toch kon hij niet zeggen wat er daadwerkelijk aan de hand was.
‘’Ik denk dat zij die dit hebben gedaan, zich hebben vergist,’’ antwoordde Amadeo, ’’ ze moeten mij voor iemand anders hebben gehouden.’’
‘’Zij? Het waren er dus meer… Hoeveel mensen waren er bij uw misverstand betrokken?’’
Amadeo vertelde hoe het was gegaan en inspecteur Shakespeare knikte.
‘’Met wie zouden ze u nu verwisseld kunnen hebben?’’ vroeg hij.
‘’Ik weet het niet,’’ antwoordde Amadeo.
‘’Maar zoals u het beschreef, wisten ze donders goed dat ze u moesten hebben.’’
‘’Ja, dat maakt het allemaal nog vreemder.’’
‘’En alle twee uw middelvingers… Het lijkt een boodschap.’’
‘’Ja… ik kan mijn middelvingers niet meer opsteken.’’
‘’Naar wie had u die dan willen opsteken?’’
‘’Ach, zoveel mensen… De politiek soms, mijn collegae soms, mijn leerlingen, mijn dorpsgenoten…Er is altijd wel een reden om je middelvinger op te steken.’’
‘’Hebt u uw middelvinger wel eens opgestoken naar Dottore Buscemi?’’ vroeg Shakespeare ineens.
‘’Nee nooit,’’ antwoordde Amadeo onmiddellijk, ‘’ik mag hem graag, hij doet veel goed voor onze universiteit en ik ken de familie nog van vroeger. Nee, er is geen reden om mijn middelvinger tegen hem op te steken. Integendeel.’’
Er kwam een zustertje binnen dat de infuusflessen verwisselde. De heren zwegen even en wachtte tot de zuster weer was verdwenen.
‘’Dus u denkt niet dat dottore Buscemi dit kan hebben gedaan?’’ vroeg de inspecteur.
‘’Waarom zou hij?’’
‘’Omdat u bijvoorbeeld, zoals wel wordt gesuggereerd, een geheime verhouding zou hebben met zijn dochter.’’
‘’Daar heb ik geen verhouding mee en die is achttien. Dus zelfs als ik daar een verhouding mee gehad zou hebben, was dat volstrekt legaal.’’
‘’Misschien wilde Buscemi het domweg niet.’’
‘’Dan had hij mij gewoon een waarschuwing kunnen geven. Ik ken zijn macht,’’ zei Amadeo.
Shakespeare knikte. Het klonk logisch al was het dat ook niet.
‘’Hebt u geld geleend van Buscemi?’’ vroeg hij.
‘’Wat zeurt u toch over dottore Buscemi. Gaat u naar hem toe en vraagt u hem naar onze verhouding. Hij zal u zeggen dat we al sinds onze kinderjaren goed met elkaar om gaan.’’
Shakespeare wist dat hij nu niet verder kwam, nam afscheid van Amadeo en verliet het ziekenhuis.
Amadeo staarde naar het plafond. Hij ging na wat hij allemaal tegen Shakespeare had gezegd en was verbaasd, zij het niet over zijn eigen leugens. Wat hem verbaasde was zijn redenering die klopte. Hij had Buscemi duidelijk horen zeggen: ‘’Lydia is van mij!’’ Maar Lydia was een vrije vrouw van achttien. Wat had hij formeel nog over haar te zeggen? Of had Buscemi bezwaar tegen het leeftijdsverschil? Hoeveel meisjes zochten niet een oudere man? Of was Buscemi bang dat het daadwerkelijk tot een huwelijk zou komen?
Amadeo wilde niet speculeren. Hij wilde weten hoe verder te leven zonder middelvingers. Slaap overmande hem.
Brief.
Klein briefje dit keer. Het is 33 graden, heb een flink deel van de avond gewerkt en ook nog boodschappen gedaan en al die andere dingen die je op vakantie doet. Gisteren was het feest in Italië. De republiek bestond zoveel jaar. Gezellige sfeer overal, maar dat leidt niet tot werken. Morgen meer. Of minder. Mijn oprechte spijt voor de tikfouten. Nogmaals: ik ben aan één oog half blind. (Nog 40 procent zicht.) Ik wil niet zielig doen, maar ben het soms wel.
Deel 12 van Scènes en scenario’s voert de spanning op. Wie is er allemaal bij betrokken?
Ik houd van de droge absurde humor bij Koos 😁