“En wat gaat u stemmen, meneer Holman?”
“Mijn gitaar.”
“Die is erg flauw, meneer Holman. Dat had ik van u, als schrijver, niet verwacht.”
“Het spijt me, ik kan mezelf niet inhouden. Mijn lippen reageren als mijn billen. Soms laat ik een wind. Het is eigenlijk de bedoeling dat niemand die ruikt, zoals het ook de bedoeling is dat niemand mijn flauwe opmerkingen opmerkt. Het ontsnapt me.”
“Ik was gewoon benieuwd wat u gaat stemmen.”
“Ik ga niet stemmen. Ik zou niet weten op wie of waarom.’’
“U vindt het niet uw democratische plicht?”
“Ik acht het mijn democratische plicht om niet te stemmen ondanks alle mooie praatjes die ik hoor. Wat heeft democratie voor zin als de reden waarom je wil stemmen niet is terug te vinden in de partijprogramma’s anders dan in vage algemeenheden.”
“Wat bedoel je?”
“Meer huizen voor de jongeren, een beter klimaat, minder asiel, een veilige stad en een veiliger staat, ik kan zo wel doorgaan. Wie wil dat niet? Politici doen of hun partijen een greep hebben gedaan in een mand vol snoepgoed en dat uitdelen aan ons. Maar van dat snoep krijg je rotte tanden en daar kan je niets aan doen, want ze hebben de kosten voor de zorg verhoogd. En dus moet je zelf de tandarts betalen en heb je minder geld terwijl de inflatie toeneemt. Kortom: je wordt armer. Wie stemt, stemt per definitie op de verkeerde. We vullen een biljet in van een meter bij een meter en daar komt dan een kabinet uitrollen met ideeën die op een A4’tje kunnen, nadat ze zijn doorgerekend door het CPB. En vervolgens komt er van die ideeën niets terecht.”
“Ik vind dit nogal cliché. Ben jij dan tegen de democratie?”
“Nee, integendeel, maar geef het mij niet voor het zeggen. Ik heb autocratische trekken waartegen ik beschermd moet worden. Het liefst zou ik een mij sympathieke leider tien jaar lang de macht geven en die moet daarna doodgeschoten worden. Want schiet je hem niet dood, dan wil hij doorgaan met regeren en omdat hij de macht heeft, gaat hij dan rare dingen doen, zoals journalisten en columnisten oppakken, andere politici achter tralies zetten, noem maar op. Maar ik geloof niet dat er veel mensen voor mijn visie te porren zijn. Dus ik ben voor een democratie en die hoeft niet eens zoveel anders te worden ingericht. Ik doe mee door er welbewust niet aan mee te doen. Een voetbalwedstrijd heeft ook mensen aan de kant nodig, wil ik maar zeggen.”
“Maar als iedereen zou denken zoals jij…”
“Dat raad ik iedereen af.”
“Maar als je nou zou moeten stemmen en het mag niet blanco, welk hokje zou je potlood dan rood maken?”
“Strikvraag. Ik dacht aan Annabel Nanninga, want ik hield en hou van haar pen en ik zou heel graag willen dat ze weer regelmatig ging schrijven, maar ik stem niet op haar omdat ik me te veel erger aan die Coenradi.”
“Maar Wilders. Ik vind jou typisch zo’n Wildersmannetje. Het is soms net of je niet durft te zeggen en te schrijven dat je voor Wilders bent.”
“Dat zie je dan helemaal fout. Ik zou wel kunnen stemmen op die ene PVV’er die in de Kamer meer doet voor de Nederlandse literatuur dan alle politici bij elkaar, namelijk Martin Bosma. Die schreef in NRC Handelsblad trouwens ook heel goed.”
“Ik vind je laf.”
“Onze democratie zou gebaat zijn bij meer lafheid.”
De column van Koos
Bonus: Hoop dat u deze nog niet kent. Het heet ‘Kan niet goed staan, schat.’ Was geschreven (tekst en muziek) voor Iemand Anders, maar ze zei: ‘‘Dit ben jij. Je schrijft voor jezelf.’’ Verder heb ik zin om weer eens een ‘haatlied’ te schrijven omdat ik nog steeds boos ben op hoofdredactie van Het Parool. Ik ga maar weer eens nieuwe scheldwoorden verzinnen.
Dat liedje is geweldig (zonder de rest te verwaarlozen, maar die ken ik van Theodor).