Wat moet ik weten, wat kan ik weten en wat wil ik weten?
Zoals ik vroeger over het marxisme debatteerde, zo debatteer ik tegenwoordig over Israël, het Jodendom, zionisme, genocide. Voortdurend worden er grote geleerden op mijn bordje gelegd.
“Maar weet je wel dat Hannah Arendt heeft gezegd? (…) En weet je wel wat Martin Buber al zei (…) En mag ik je er ook even op attent maken dat zelfs zo iemand als Leibovitz al wist (…)’’
Nee, ik ken de HELE Joodse geschiedenis niet, ik ken niet alle filosofen, ik weet niet wat al die rabbijnen, schriftgeleerden en diepe denkers hebben beweerd en geschreven. Wil ik niet weten ook. Het werk van Arendt en Ich und Du -Buber ken ik enigszins, maar het is niet zo dat ik elke redenering van haar en hem uit de broekspijp kan schudden.
Hoe kom ik dan tot mijn opvattingen?
Ach, je probeert zelf na te denken, je zal ongetwijfeld lijden onder wat groepsdruk (‘Vinden jullie het echt genocide? Maar… eh… oh ja.. eh… Ik moet er nog even over denken’’) en je leest wat, vooral van auteurs die je goed vindt schrijven. Dat is het wel. Ik kan domweg niet alles tot me nemen en hoop dat ik genoeg opleiding heb gehad om enigszins logisch te denken.
Laat me een voorbeeld geven.
Een Nederlandse dichter en acteur Ramsey Nasr, zegt met veel bombarie: “Als het vrije woord genocide goedpraat, ben ik tegen het vrije woord.’’ Genocide vet gedrukt.
Dit vind ik nou een mooi voorbeeld van nepwijsheid, neppoëzie en nepbetrokkenheid.
Het is nepwijsheid want hier wordt met veel aplomb iets beweerd waar iedereen het over eens is. Wie is er nou voor genocide?
(“Zullen we gaskamers bouwen?” “Ja! Hoera!”) Deze “wijsheid” is dus geen wijsheid. Nasr wil iets “mooi” zeggen, poëtisch. Maar het is geen poëzie. Het is een vals aforisme met bedenkelijke kantjes.Wat beklijft is het tweede deel van de zin, “(…) ben ik tegen het vrije woord.” Als het eerste deel van de zin al onzin is, is het tweede deel nietszeggend. Hoewel… er zijn hoe dan ook situaties te verzinnen waarin Nasr tegen het vrije woord is. Dat vind ik bedenkelijk.
En wat is zijn zogenaamde betrokkenheid?
Ik weet natuurlijk wel wat Ramsey Nasr bedoelt te zeggen. “Israël pleegt genocide en wie dat ontkent, deugt niet. Sterker: die maakt misbruik van het vrije woord door te beweren dat het geen genocide is.’’ Blijkbaar vindt hij dat je het vrije woord alleen maar mag gebruiken om wat Israël doet genocide te vinden. Kortom: hoe je die zin van Nasr ook leest, er komt altijd een bekrompen conclusie uit, namelijk dat je niet mag zeggen wat je wil of denkt.
Dus wat Nasr zegt glijdt van me af. Het ergerlijke is dat deze kitsch die voor diepgang moet doorgaan bij honderduizenden resoneert. Daar kan ik niets aan doen. Kitsch scoort meestal beter. Vooral als kitsch de allure heeft van voorname diepzinnigheid. Dat vinden sommigen zeer aantrekkelijk.
En zo word ik naar de andere kant geduwd. De kant van wat ik weldenkendheid vind. De mensen die redeneren waarom Israël geen genocide pleegt.
“Maar waarom laat je je dan niet overtuigen door de rapporten, de onderzoeken die bijvoorbeeld de Verenigde Naties en Amnesty hebben geproduceerd?’’
Ach, dat Amnesty-rapport… Amnesty heeft zelf de definities van “genocide” aangepast om vervolgens te concluderen dat Israël genocide pleegt. Althans, dat beweren auteurs waar ik het in het algemeen mee eens ben (Nijman, Plasterk, Marbe, toevallig alledrie van De Telegraaf) en ze tonen dat ook aan.
Ik ga die auteurs niet controleren, net zo min ik de schrijvers nakijk die beweren dat het wel genocide is.
Wie wil weten hoe ik redeneer wijs ik nog maar eens op mijn boek “Het Israel principe.’’ Zit ik daar fout? Kan best, geloof het niet. Of geloof het wel. Al honderd jaar weet ik dat als de ene geleerde A beweert, er een andere hoogleraar is die A bestrijdt.
Dat was zo bij de inval van Rusland in Oekraïne, tijdens corona en nu in de strijd tussen Israël en Hamas. Ik ben niet van die school die beweert wetenschap “ook maar” een opinie is, maar ik weet wel met zekerheid te zeggen dat een opinie geen wetenschap is.
“Het is koud buiten.’’
“Nee, hoor, de thermometer staat op 17 graden.’’
Wie heeft er gelijk?
Wat ik moet weten is wat mij bedreigt of vrolijk stemt.
Wat ik kan weten is afhankelijk van wie mij iets op welke manier uitlegt.
En wat ik wil weten… is steeds minder. Een mens kan maar een beperkte hoeveelheid leugens aan.
Literaire aantekeningen
Boom
Z’n vrouw Isabelle kampeerde met haar vriendinnenclub, allemaal zestigers, in Zuid Frankrijk en was daar ziek geworden. Hij zou haar komen ophalen.
“Je kan daar toch gewoon uitzieken? Hoe lang duurt zo’n griep nou helemaal?’’
“Ik wil hier weg,’’ appte ze.
“Waarom?’’
“We praten al een week lang over, dementie, dood, diëten, kinderen, kleinkinderen en televisieprogramma’s die jij en ik niet kennen. En nu is mijn griep het onderwerp, na mijn kanker en mijn heup. En wil je trouwens mijn oude wandelstok meenemen? M’n heup doet zo’n pijn en ik wandel niet eens.’’
Hij begreep het en was in zijn auto gestapt.
Na acht uur onafgebroken aan het stuur, begonnen zijn ogen te prikken en wilde hij even een half uurtje slapen.
Opeens besefte hij waar hij was, vlakbij Beaune.
Het was hier, in het veld, hij wist nog precies waar, dat Sandra had gezegd: “Laten we neuken,’’ en zich had uitgekleed. En toen ze later in elkaars armen lagen had ze gezegd: “Ik hoop dat het gelukt is?’’
“Wat?’’
“Ik wil zo graag een kind.’’
Hij was geschrokken… Ze waren achttien en negentien! Hij durfde ook geen ruzie te maken, maar voelde een gloed van schaamte over zijn tanige lichaam. Ondanks zijn paniek loog hij - waarom toch? - dat hij ook een kind wilde.
De auto zette hij stil op de plek waar het veertig jaar geleden was gebeurd. Hij zocht de boom op waarachter ze gelegen hadden. Die was er nog. Dikker, knoestiger - en hij verbeeldde zich dat die eik destijds zijn verwarrende gedachten had gelezen.
Hij ging met zijn rug tegen de stam liggen en sloot zijn ogen.
Een dag later had hij alles aan zijn moeder verteld en die had hem duidelijke instructies gegeven: “Dring aan op een abortus en zeg dat je haar nooit meer wil zien! Nooit meer.’’ Dat had hij gedaan. Een abortus was niet nodig geweest, want ze was niet eens zwanger. Hij had haar, tot zijn verdriet, want wat was ze mooi, inderdaad nooit meer gezien. Jaren later bleek overigens dat zijn zaad niet krachtig genoeg was. Of zijn Isabelle, die ook graag kinderen wilde, hem dat kwalijk nam, wist hij niet. Ze had niets laten blijken. Zij zorgde voor hem, en nu, na haar negen operaties aan heup, rug, borst en buik, zorgde hij zo goed als hij kon voor haar. Hij gedroeg als een extra wandelstok voor haar.
Hij opende zijn ogen. Hij herkende de nerveuze eikenbladeren, de geur van het veld en het geluid van de krekels.
Wat was zijn moeder een meedogenloze vrouw geweest die hem, zo leek het, tot ver na haar dood bestuurde. Haar gebiedende wijs zat in zijn geest gegrift en had zijn bewegingsvrijheid vastgesnoerd. Haar liefde voor hem had hij ervaren als een schrikbewind en hem angstig gemaakt. Misschien had die angst wel de kracht in zijn zaad vernietigd.
“En dat terwijl ik mijn eigen vader niet ken!’’ zei hij bijna hardop. Nog steeds zag hij in bepaalde mannen zijn vader. Meestal mannen die hij, op een of andere manier, wilde helpen.
Hij haalde zijn schouders op.
Zijn vermoeidheid had hem verlaten en hij ging verder met rijden. Nog tweehonderd kilometer.
“Gek,” dacht hij, “dat ik nu pas, heel langzaam, van mijn moeder ga houden, de vrouw die mijn leven heeft verpest.’’
De column van Koos
Wat een zwaarmoedigheid toch allemaal. Ik probeer te raden wat het volgende 'current thing' gaat worden. Waarvoor gaat weldenkend Nederland, nadat ze Palliesteintjesmoe zijn geworden, vervolgens de virtuele barricaden op? Worden koeien de nieuwe Joden nu vlees eten in zo een slecht daglicht komt te staan? Of worden vegetariërs straks van islamophobie beschuldigd?
Niet heel verassend misschien, maar ik ben het volledig met je eens. En Nasr is een opportunist en een ijdeltuit, en dan is een hoog kukel geen vereiste. X