Ik vond het destijds pijnlijk om een Joe Biden te zien die moeilijk uit zijn woorden kwam en soms de weg kwijt was.
Maakte iemand daar grappen over, dan geneerde me ik me omdat ik om zo’n smakeloze grap toch moest lachen. Ik kon me niet inhouden, terwijl ik tegelijkertijd medelijden had.
Bij Trump - die trouwens ook smakeloze grappen over Joe Biden maakte - zie ik iets waarvoor hij zich niet schaamt, maar ik me af en toe wel.
Zijn kinderachtigheid.
Dat hij een megalomane hork is, kan ik wel hebben - gevoelige poëtische grote leiders bestaan niet - maar zijn constante gehak op zijn voorganger is weinig chic van een man die in feite graag chic wil zijn.
“Heeft u Biden ooit zoiets geweldigs zien doen,’’ zei hij onlangs , terwijl hij het zoveelste decreet ondertekend omhoog hield.
Au!
Onlangs ondertekende hij weer een decreet dat het plastic rietje terug moest komen, want die bamboe- en papierenrietjes waren ‘verschrikkelijk’ slecht. Die gingen te snel stuk! Die regering van Biden, ‘die sowieso een grote rotzooi van de overheid had gemaakt,’ had deze ramp ook op zijn geweten alleen maar omdat hij iets aan het milieu wilde doen, aldus Trump, en dus moest dat snel teruggedraaid worden.
Rietjes…
En je dan kwaad maken op je seniele concurrent!
Ikzelf heb Trump wel eens vergeleken met Nero, maar dat was een foute vergelijking. Nero schopte zijn zwangere vrouw dood en liet christenen in teer dopen zodat ze lang brandden wanneer ze dienden als lichtfakkel voor de feesten die hij gaf. Dat is geen kinderachtig gedrag.
Caligula komt meer in de buurt van een kinderachtige keizer omdat hij zijn paard liet uitroepen tot consul van Rome. Als Caligula niet zo ongenadig wreed was, zou ik dat zelfs sympathiek vinden. (Mocht ik ooit nog commissaris van de Koning worden, dan zou ik me moeten bedwingen om mijn hond niet tot benoemen tot burgemeester van Amsterdam.)
De grote vraag is of Trumps invloedrijke beslissingen ook kinderachtig zijn. Is het kinderachtig om te spreken over de Golf van America, Groenland te willen hebben, of over Canada als 51ste staat of over Gaza als de nieuwe Riviera? Dat zijn geen plastic rietjes. Het zijn ideeën van een zakenman, van een ondernemer, misschien enigszins krankzinnig, maar welke creatieveling is dat niet? Wel eens een museum bezocht? Is dat niet een verzameling krankzinnige ideeën? Ik vind Trump - dit wordt me niet in dank afgenomen - een politieke kunstenaar. Ik weet het: die kunnen heel gevaarlijk zijn.
XXX
Gréco en Sartre - stond eerder in De Groene Amsterdammer
In 1982 waren we op een literaire zoektocht in Parijs.
We verbleven in de Rue de Verneuil in Hotel Verneuil. Daar hadden in 1952 Simon Vinkenoog, Hans Andreus en Hugo Claus enige tijd gewoond. Marijke en ik wilden daar ook wel een tijd zitten.
Terwijl onze vrienden Kees en Vic op boekenjacht gingen, bezochten Marijke en ik de stad.
We hoorden dat de zangeres Juliette Gréco ook in de Rue de Verneuil woonde, ik belde aan, er werd niet opengedaan en ging toen maar op zoek naar L.P’s van haar.
Opeens deden we een vondst.
Ik was in die tijd idolaat van Jean Paul Sartre en ontdekte een lied dat hij voor Juliette Gréco had geschreven: La rue des Blancs Manteaux.
Die Rue des Blancs Manteaux kunt u nog steeds bezoeken. Het is in de Marais, in het vierde arrondissement. De kerk van de Horigen van Maria staat er nog steeds, en de witte mantels werden gedragen door de bedelmonniken. Op het plein voor de kerk werden executies uitgevoerd. Sartre schreef dit lied (met muziek van Joseph Kosma) aanvankelijk voor zijn stuk Huis Clos. Daar zou het worden gezongen door Les Frères Jaques, maar uiteindelijk gaf Sartre het liedje aan Gréco.
De vertaling van de tekst van Sartre is:
In de Rue des Blancs Manteaux/ hebben ze de stellages weer opgericht/ en het zaagsel in de emmer gedaan./ Het is een schavot / in de Rue des Blancs Manteaux// In Rue des Blancs Manteaux/ is de beul vroeg opgestaan./ Hij heeft een klus te klaren./ Moet generaals de keel afsnijden,/ bisschoppen, admiraals./ In de Rue des Blancs Manteaux.// In de Rue des Blans Manteaux/ zijn zoals gewoonlijk de dames weer aan komen lopen/met hun mooie prulletjes./Het hoofd hebben ze niet gezien,/ dat is naar beneden gerold./Dat hoofd onder de kap/
in de goot van de Blancs Manteaux.
Ik vind het nog steeds een prachtige tekst, en het hoort ook wel bij Sartre’s Huis Clos, met die bekende zin: De hel, dat zijn de anderen.
In het Frans kent het lied maar één rijm, alles rijmt op eaux. En dat zou je typisch Sartre kunnen noemen. Hij is speels, speels met taal, speels in zijn engagement.
Welke biografie je ook over hem leest, ze hebben het er allemaal over dat Sartre al van jongs af aan, maar zeker al op de universiteit, de clown uithing. ‘’Sartre had in Simone de Beauvoir een speelkameraad gevonden: komedies, parodieën, apologieën, klaagzangen, aftelrijmpjes, epigrammen, snel-dichten, spoed fabels, ze waren onuitputtelijk.’’
Ze zeiden tegen elkaar dat ze elkaars discipel waren. En inderdaad vormden ze op de universiteit al een sekte.
Met die taalspelletjes verleidde Sartre de vrouwen, zei men. En zeker ook Juliette Gréco. (Sartre zei over haar: ‘’Haar stem verandert stenen in juwelen.’) Maar… daar heb ik geen direct bewijs voor kunnen vinden. Hoewel Sartre, Simone de Beauvoir en Juliette Gréco vlak na de oorlog in hetzelfde hotel woonden: Hotel de Louisiana.
Juliette werd door de Franse naoorlogse intellectuelen bewonderd. Ze werd op haar zestiende opgepakt omdat ze voor de Resistance werkte, maar kwam vrij op haar zeventiende en sloot zich na de oorlog in Parijs aan bij de jeugdbeweging van de communisten. Ze wilde niets liever dan actrice worden. Ze had een vriendin, Anne -Marie Cazalis, met wie ze alles uit het leven wilde halen en werden beschouwd als gamines fatales - fatale kinderen. De filosoof Merleau- Ponty, toen 38 jaar oud, viel als een blok voor de toen negentienjarige Juliette.
Juiliette Gréco heeft, als je haar memoires (‘Jujube,’ 1982) leest, een grote rol gespeeld als knappe, talentvolle vrije geest voor de Parijse schrijvers, dichters en filosofen.
In 1949, na een reeks liefdes, ziet Julliette iemand op wie ze opeens - een coup de foudre - verliefd werd. De jazz-trompettist Miles Davis. Gréco sprak geen Engels, Miles geen Frans. Later zei hij: ‘’I have not a clue how we managed. Juliette was the first woman that I loved as an equal human being.’’
Maar hij moest terug naar huis, naar zijn Irene en zijn twee kinderen.
A bientôt
Wat een fijne column over Sartre en Greco, over Trump en het plastic rietje moet ik bekennen dat ik ook uiterst ontevreden ben over het bamboe en papieren rietje 😄
Dank voor de creatieve beschouwing van de Trumpert. Veel leiders zijn grote kleuters. Ze zijn leider geworden vanwege hun grote bek. Regelmatig werkt dat schaamteloze ook wel. Zo vind ik het erg interessant voor de hoognodige vrede in Oekraïne dat hij gewoon de telefoon pakt en een zeer belangrijk praatje met Putin begint, hopelijk begin van de vrede en einde aan de enorme sneuvelpartij. En ik vond voorheen zijn bluf helemaal geweldig naar Kim Yong Un met de rode atoomraket knop. Het was gelijk klaar met Kim. Interessante tijden. We weten niet wat we aan hem hebben maar dankzij de blinde Trumphaat gaan politici eindelijk eens nadenken over onze blinde afhankelijkheid van die gekke VS.