Ik identificeer me als Lieve Mona
Over hinderen
Ha Klaas,
Is het vervelend dat je kinderen anders denken dan jij? (Allemachtig, het lijkt nu wel of ik zo’n rubriek heb uit de Libelle waarin opvoedingsvragen door Tante Mona, of hoe heette zo’n dame, werden beantwoord. Ik zou zo slecht zijn voor zo’n rubriek. “Nou moeder, laat je kind maar rustig een joint roken of mdma slikken terwijl hij in z’n bed op zijn iPhone constant spelletjes aan het spelen is en meisjes van zijn klas vraagt zich te ontkleden om die plaatjes door te verkopen op het Darkweb” Maar goed.)
Het is niet erg dat onze kinderen in hun denken zich tegenover ons opstellen. Ik voelde mij verbonden met de Vietcong en was tegen Amerika. Mijn vader vond Vestdijk mooi, ik Campert en Cremer, die hij vreselijk vond. Ik hield van The Beatles en Dylan, hij van de dabbe-diba-doeba-singers - o ja, de Swingle singers, geloof ik - die ik haatte. Ik wilde niet deugen, mijn vader daarentegen was in every inch een Indischman, een keurige koloniaal met een oorlogstrauma dat onze huiskamer helemaal vulde zodat er geen ruimte meer was voor het oorlogstrauma van mijn moeder. Oorlogstrauma’s zijn geconcentreerde angsthallucinaties waarvoor je je schaamt tezamen met aanvallen van schaamteangst waardoor je gaat hallucineren. Prettig is het allemaal niet. Mensen beweren dat als je ouders een oorlogstrauma hebben jij, als kind, daar tot in het zevende geslacht of zoiets ook last van kunt hebben. Het zal allemaal wel. Ik ben van mening dat iedereen een oorlogstrauma heeft. De meeste mensen waren “grijs” in de oorlog. Ze deden niks. Hielpen geen Joden, deden wat de Duitsers zeiden en waren thuis, als niemand ze kon horen, woedend op de bezetter. Zoals bekend raakten zij betrokken bij het Verzet na de oorlog, op het moment dat ze moffenhoeren gingen kaalscheren, want die dames wilden wel met de Duitsers naar bed en niet met hen. Als je daar achteraf geen oorlogstrauma van krijgt, weet ik het ook niet meer. Maar goed. Kinderen schamen zich voor hun ouders en “identificeren” zich liever met Palestijnse sjaaldragende docenten of moslimmarxisten. Het gaat voorbij, we weten het. Dus maak je er maar geen zorgen over. En dat ze mij een ongelooflijke lul vinden, is niet erg. Dat moet ook. (De huilende Gorilla is trouwens een leuk Sinterklaas- of kerstcadeau voor ze. Geen ideologie, alleen maar menselijke verhalen. Je kunt tegen ze zeggen dat mijn literatuur is vergeleken met die van Jean Genet (vriend van de Palestijnse jeugd) en Louis Ferdinand Céline (geen vriend van de Joden). Dat boek zullen ze dus met genoegen lezen. Is ook goed geestelijk voedsel voor jou) Een Marokkaans meisje (een apothekersassistente, net als mijn ex) heeft gezegd (ik hoorde dit via-via, zoals dat gaat in Amsterdam): “Ik zal nooit een boek van Holman lezen. En als ik merk dat mijn dochter of mijn zoon een boek van hem leest, zijn ze niet meer mijn dochter of zoon.’’ Meteen onterven vanwege een boek… Ik miste op dat moment heel erg Theo van Gogh. Die zou hebben uitgezocht waar die vrouw woonde, of haar kinderen, en zou elke dag een boek of een brief van hem in de bus hebben gegooid. Ik heb hem dat wel zien doen met vijanden. Hij schiep daar genoegen in. Wraak heeft alleen zin als je er zelf om moet schaterlachen omdat je je voorstelt hoe je tegenstander zal reageren (liefst ellendig wordt) en dat komisch vindt.
Ik heb dus eigenlijk geen medelijden met je. Wees trots op je kinderen. Mijn dochter is in de veertig en denkt ook totaal anders dan haar lieve vader. Ik heb haar een keer wijsgemaakt dat ik haar zag zitten op de A12 tijdens een Extinction Rebellion-demonstratie en haar wilde meenemen omdat ik van haar hield en niet wilde dat ze door de politie in elkaar zou worden getremd. “Als je dat maar laat!’’ Ik geloof dat ze in elkaar geslagen wilde worden. Zoiets schijnt de demonstratie voor een beter milieu te rechtvaardigen of zo. Zoals gevangenen hun littekens aan elkaar laten zien.
Heeft Mona Holman je vragen nu beantwoord?
Laten we een keer koffiedrinken en praten over kunst. Dat doe ik namelijk het liefst.
Theodor
Literaire verhalen
Koffie?
Ze liepen samen het hospice uit.
“Wil je nog ergens koffie?’’ vroeg hij.
“Ik kan geen koffie meer zien. Maar een glas wijn…’’ Ze pakte zijn arm.
“Het is 11 uur,’’ zei hij.
“Ja… morgen om elf uur is hij dood. Dat moet ik even verdoven…’’
Ze liepen naar een café en zwegen tot de wijn voor hen stond.
“Op Wim.’’
“Op Wim,’’ zei ze. En toen: ‘’Waarom toost ik eigenlijk op hem? Waarom ben ik naar hem toe gegaan? Waarom hem een dag voor hij sterft vrijwillig zien? Waarom hem een kus gegeven, terwijl zij naar me keek? Waarom…’’
“Ik was verrast je daar te zien.’’
“Ja… dat angstige vrouwtje naast hem had me gebeld en gevraagd of ik kwam, hij wilde me nog een keer zien… En ik hem ook wel… Ik hoopte dat als ik hem zou zien… dat dan… al die nutteloze… nou ja… niks…’’ Ze hief haar glas op en zei: ‘’Moeten we nou zeggen: op Wim? Of gewoon: proost? Ik wil eigenlijk niet op hem proosten. Maar ook weer wel…’’
“Proost.’’
“Ja, proost… Ik was blij dat je er was. Ik zag daarnet een geest in bed liggen, ik herkende hem nauwelijks, terwijl ik hem ook nauwelijks veranderd vond en naast hem die angstige vrouw… en toen ik hem zag… ik kon alleen maar zeggen: dag lieve jongen, dag lieve jongen.’’
“Ik hoorde het.’’
“Zevenentwintig jaar niet gezien… Hij wilde geen kinderen, ik wel… Toen kwam hij Yvonne tegen… En die raakte zwanger en ik moest weg… En dan opeens hoorde ik dat hij… Die Yvonne zei: ‘Straks komen de kinderen.’ Dus hij had er al meer… En ik…’’
“En jij?’’
Ze schudde haar hoofd.
“Maar wel een leuk leven… met Bram. Leuke man… Had zelf ook al kinderen… Twee. Die hebben ook alweer kinderen Dus nu ben ik oma… ‘’
Ze toonde de kleinkinderen op haar mobiele telefoon.
“En jij?’’ vroeg ze.
“Ik werd gebeld. Hij wilde me ook zien. Ik dacht dat hij het over jou ging hebben.’’
“Over mij?’’ De verbazing in haar ogen leek op schrik.
“Ja, hij wist dat ik van jou… nou ja, zevenentwintig jaar geleden… Ik vond je leuk. Toen jullie uit elkaar waren heb ik wel gebeld, maar ik geloof niet dat jij…’’
“Je had toen Marja.’’
“Ja… Maar ik had tegen hem… Hij wist dat ik jou leuk vond.’’
“En waar is Marja nu?’’
“Dood.’’
“ Heeft… misschien vind je het vervelend dat ik het je vraag, maar heeft hij het nog wel eens over mij gehad?’’
“Jawel… Er was een moment dat hij spijt had… Na twaalf, dertien jaar of zo… Hij zei: ‘Ik ben stom geweest… Ik had haar…’ Hij bedoelde jou… en is toen van Yvonne gescheiden.’’
“En wie is dat angstige vrouwtje naast hem?’’
“Een lieve vrouw… Karlijn… Van z’n werk.’’
Ze nam weer een grote slok van haar wijn.
“Ik ben kwaad, maar hoe kan ik nou kwaad op hem zijn? En waarom ben ik nog kwaad op hem?’’
De column van Koos
Tot slot.
Koop:





