Lieve M.J.
Op sommige dagen verlies ik mijn geëngageerdheid wat tegenwoordig ‘betrokkenheid’ heet.
Het is een vorm van depressie. Waar ik gewoonlijk kwaad ben op de wereld - en ik ervan overtuigd ben dat die agressie energie geeft - voel ik soms, zoals nu, niets. Ik lees de letters in de krant, maar ik kan er nauwelijks zinnen van maken, laat staan dat ik er iets zinvols in kan ontdekken. Vragen beantwoord ik niet. Beschuldigingen gaan langs me heen.
Als verdachte voel ik me een plas water, als aanklager een waterplas. Ik los een beetje op.
Het is misschien zelfbescherming.
Moet ik weer gaan uitleggen waarom ik het geen genocide van Israël vindt, maar wel denk dat Netanyahoe ons tart? Moet ik wederom verklaren dat ik net zo achter Israël sta als achter Frankrijk of Italië? Dat ik dat een vorm van beschaving vind?
Er zijn zaken die ik niet durf te denken, maar met jou wel kan uitwisselen. Zo meen ik dat veel lieden ‘genocide’ roepen omdat het toch antisemieten zijn. Ik heb daar geen argumenten voor, behalve dan de wellust en de agressie waarmee sommigen naar Israël wijzen en het genoegen dat ze erin vinden om het hele land en het volk te beschuldigen. Jodenhaat die je kunt delen met anderen schept diepe verbintenissen.
Ik hoor trouwens de gekste dingen op straat als ik met Koosje wandel.
“Ik heb helemaal geen hekel aan Joden, ik ken er geen.’’
En: “Het lijkt wel of ik van jou als niet-Jood het woord Jood niet meer normaal mag uitspreken.’’
En: “Ik vind het toch raar dat ik geen Jood mag worden, al is er geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt.’’
Ondertussen sterven er nog steeds 1000 mensenkinderen per dag in de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. En er zijn in de wereld nog een paar oorlogjes aan de gang, meen ik.
God is zeker geen vegetariër.
Nou ja, geef hem eens ongelijk.
Maar ik ben nu deprimoe.
Ik mis iets, en ik kan niet precies zeggen wat dat is.
Ik mis in ieder geval kunstenaars die in het debat de leiding nemen. Ja, er is wel eens iemand die iets brutaals zegt en die uiteraard een politieke uitspraak doet (“Israël pleegt genocice!’’ zingen ze in koor) – en dat is allemaal heel aardig – maar ook daar weer heb ik dat gevoel van: tja... kunstenaar-zijn... is toch een beroep als ieder ander... geworden. Er is niets bijzonders meer aan. En als kunst iets moet zijn, dat is het toch de uitzonderlijkheid, het bijzondere, het unieke.
Ik heb dat ook met de literatuur.
Oké, ik speel daar zelf een bescheiden rol in, maar daarom ook, in alle bescheidenheid, wat stelt het voor wat we hier in Nederland doen?
Er wordt heus prachtig geschreven, er worden dikke boeken gemaakt, maar... Het is toch allemaal kabbelen in de polder. Er is geen debat, er zijn geen scholen meer die elkaar naar het leven staan, geen vorm en geen vent.
We leven klaarblijkelijk in een tijd van culturele stilstand. Of komt dat door mijn leeftijd?
Ik loop op straat en kijk naar de affiches.
Een festival, nog een festival, een cabaretier, iets met klassieke muziek… Maar nergens een toneelvoorstelling, nergens rare, grappige avant -garde. Niemand die ook tegen mij zegt: “Je moet daar-en-daar eens heen. Daar gebeurt iets…’’ Nee, er gebeurt niets. Ik wil ARTIESTEN zien.
Iedereen is ook zo aardig tegen elkaar: schilders, beeldhouwers, filmers, musici, schrijvers… We gaan ten onder aan aardigheid, aan belangen, aan noodzakelijke netwerken, want anders kunnen we ons hoofd helemaal niet meer boven water houden. Ik begrijp het allemaal best. Ik wil ook een huis in Frankrijk.
Maar er gebeurt niets, terwijl de tijd nu rijp is voor het grote gebeuren. HET GROTE GEBEUREN - lijkt me een mooie boektitel.
Ik weet dat op het moment dat ik dit constateer het ERGENS wel gebeurt. Zelfs hier in Nederland.
Maar waarom zie ik het niet? Waarom denk ik nu al een paar jaar: het water stroomt niet meer? Ik zie oude en nieuwe koppen, maar ik zie nergens kwaliteit. Elke talkshow op tv is hetzelfde. Ik heb ‘het’ misschien zelf ook niet, maar me dunkt dat ik ‘het’ kan herkennen. Maar ik herken Het niet. Het heeft het met me uitgemaakt. Het houdt van een ander. Het houdt van oorlog.
Gaat het ons te goed?
Hebben we ons overeten?
Hebben we ‘de tijd’ tegen. (NEE! Juist mee!)
Of staat ‘de tijdgeest’ ons niet aan?
Ik weet het niet.
Wie vreemd, gek of uitzonderlijk is, wordt gestraft of opgeborgen, dat weet ik wel.
De gelukkige schizo uit de jaren zeventig krijgt daar nu pillen tegen die hem impotent maken.
De jongen met ADHD krijgt eersteklas hulp.
Het hoerige kunstzinnige meisje mag gratis in therapie.
We zijn beter af, maar daardoor slechter geworden.
Ach lieve, M.J. Ik ga me weer dompelen in mijn deprimoeheid. Kom je binnenkort weer mijn luier verschonen? En gaan we dan weer naar Kabouter Plop kijken? Ik ben zo bang voor alles dat ik overweeg m’n mond en oogleden te laten dichtnaaien en poetskatoen in m’n oren te stoppen. Groeten, Je vriend Theodor.
xxx
Uit Het Parool
Uit Het Parool
Volgende week iets bijzonders.
Dat merkt u dan wel.
Deprimerend en weergaloos.
..zucht..😌wat mooi geschreven. De woorden gaan door merg en been. Brok in mijn keel. Dank beste Theodor Holman!