XXX
Met de Tijdmachine ging ik afgelopen zondag naar mijn ouders in Indië.
Het was gezellig. Altijd leuk om je ouders weer te zien.
“We hebben het hier heerlijk,’’ zei mijn moeder.
En ik kon het zien. Pappa en mamma waren gelukkig.
“We proberen een kind te krijgen, maar dat lukt nog niet,’’ zei mamma.
“Het gaat lukken,’’ zei ik.
Mamma haalde haar schouders op.
“Wie ben jij eigenlijk?’’ vroeg mijn vader.
“Ik ben… waar is de plee, eigenlijk?’’
Ik moest de tuin in, vond een djeroek (citroen), hoorde de tokeh, zag een aapje en begreep dat pappa een mamma dit het paradijs vonden.
Toen ik terug kwam had mijn vader jenever ingeschonken en we proostten op de toekomst.
“Je proost niet echt.’’ zei pappa.
Ik kon het niet.
Over een paar jaar zouden ze in een oorlog zitten, zou mijn opa gemarteld en gedood worden en zou mijn tante verliefd worden op een Indische planter met nazi-sympathieën die haar probeerde te doden, wat godzijdank mislukte.
“Wat denk je over de toekomst?’’
“Ik zie wel dat er spanningen zijn in de wereld. Maar de Engelsen zullen ons wel te hulp komen. Die zijn sterk.’’
Ik viel weer stil.
“En Japan? Zijn jullie niet bang voor Japan?’’
“Nee, niet zo,’’ zei mijn vader, “Ik zie wel eens Japanners bij onze olieraffinaderijen. Maar we houden ze goed in de gaten.’’
“O, ik moet weg,’’ zei ik.
“Ach waarom?’’ vroeg mijn moeder
“Ik moet zorgen dat ik de toekomst niet te veel voor de voeten loop,’’ antwoordde ik.
Ik probeerde lachend afscheid van ze te nemen.
‘’Uiteindelijk….’’ zei ik. Komt alles goed, wilde ik zeggen, maar dat kon ik niet. Ik lachte wat en haalde mijn schouders op.
“Vreemde knaap,’’ hoorde ik pappa nog over zijn zoon zeggen.
Ik stapte in de Tijdmachine en was even later thuis.
Mijn dochter kwam eten.
“Ben je bang voor de toekomst?’’ vroeg ik.
Ze zweeg, lachte wat.
“Ben je hier…’’ vroeg ik, “ben je hier met de Tijdmachine gekomen?’’
XXX
Ooit schreef ik een 'song’ na een nacht vol liefde. Maar de betreffende zangeres wilde dit niet op haar repertoire.
En mijn column voor Het Parool.