Lieve L,
Tja, wat moet ik eigenlijk met die mededeling van je: “Ik ga meelopen met de Rode Lijn-demonstratie.’’
Moet ik geschokt zijn, wil je me verdrietig hebben, wil je me even onder de neus wrijven hoe dom ik ben, is het de bedoeling dat je laat zien hoe begaan je bent met de wereld en hoe wreed ik ben, omdat ik (nog steeds) niet vind dat Israël genocide pleegt?
Ik weet al lang hoe jij denkt.
Jij weet ook hoe ik denk. (Al wilde je mijn boek ‘Het Israël principe’ niet hebben. Ik vond dat pijnlijk, maar ik heb - tot nu - niets laten merken.)
Je weet ook dat ik vele vrienden heb verloren door mijn standpunten. Nou ben ik dat wel gewend. Toen ik bij Propria Cures zat verloor ik vrienden en vriendinnen, toen ik destijds bij de Nieuwe Revu een column kreeg werd mij dat kwalijk genomen, toen ik optrok met Theo van Gogh vond men mij ook antisemiet en een racist, toen ik vervolgens, na de moord op Theo een jaar elke dag over hem schreef (Lees het boek Theo is dood en Theo, Theo (onze vriendschap in 211 sonnetten) wilde men mij al ontslaan, toen ik schreef dat “elke christenhond een misdadiger” is, verloor ik vrienden, toen ik op verzoek van De Balie een toneelstuk schreef over Breivik en Wilders verloor ik (heel veel) vrienden (of kennissen eerder, vrienden had ik bijna niet meer) en toen ik onlangs over Israël columns publiceerde werd ik na meer dan 35 jaar ontslagen en viel mijn sociale leven geheel uit elkaar. Ik heb soms het gevoel dat ik door een necropool loop en praat tegen schimmen waarin ik soms oude vrienden en vriendinnen herken.
En dan kom jij mij melden dat je mee gaat lopen met die Rode Lijn-demonstratie. Wat wil je dat mijn reactie zal zijn?
“Ik zie mijn fouten in, lieve L. Ik zal ook meelopen.’’
Wanneer je dat wil, zou ik dat een vorm van sadisme vinden. We zijn beiden op een leeftijd dat het vel om onze botten hangt als een gescheurde oude lap in de wind en ik weet wat jij hebt meegemaakt. Heb ik je de beslissingen kwalijk genomen die belangrijk voor je leven waren en die ik niet altijd kon volgen? Ik meen van niet. Ik was eerlijk, sprak er met je over en liet je begaan en steunde je. Elkaar steunen als je weet dat de een het moeilijk heeft voelde ik als een vorm van plicht die oude liefde met zich meebrengt. Blijkbaar weet je niet dat ik het moeilijk had met mijn ontslag, getuige je opmerking, even verder in je mail, dat ik het ontslag bij Het Parool wel enigszins aan mezelf te danken had…Of je een dartpijl in mijn hart mikte.
Opeens herinnerde ik me dat je me in 1975 of 1976 vertelde dat je oom (de broer van je vader) een NSB’er was en een echte Jodenhater. Dat zegt niets, ik herinnerde me het alleen maar. En tevens herinnerde ik me dat je het in Parijs had over “dat Joodse obertje.” En dat je toen tegen me zei: “Je moet wel de bon goed natellen, Theodor, je weet wel waarom.’’ En weet je wat ook weer in gedachten kwam? Dat toen E. was overleden (Lees mijn boek “ALS de liefde”), jij tegen mij zei: “Wat zag je voeger toch in die Jodin?’’ Het was niet de enige “Jodin” waarin ik wat zag, zoals je weet. Ik kan daar ook niets aan doen, ze kwamen gewoon op mijn pad of ik op het hunne, maar jij hebt altijd daar een opmerking over gemaakt in de trant van: “Die J. van jou, heeft een echt Joodse neus.’’ En toen J. en ik onze verhouding hadden verbroken, zei je: “Ik heb haar nooit vertrouwd,’’ terwijl ik, ik, ik, was vreemdgegaan, zoals jij ook destijds bent vreemdgegaan - met MIJ! Het is veertig jaar geleden, maar toch… Ik bedoel… Toegegeven dat het gemeen is om deze zaken op te halen, maar soms kleurt de actualiteit de geschiedenis even anders. Oude verwaarloosde want waardeloze herinneringen worden dan wakker gekust en krijgen een nieuwe betekenis. Er is geen reden om jou ergens van te “verdenken” en ik heb in jouw opmerkingen altijd een ironische klank gehoord. Maar was het wel ironie…
Dat je me trots liet weten dat je naar de Rode Lijn-demonstratie gaat, was een zin die me, toen ik hem las, pijn deed. Soit. Misschien til ik aan alles te zwaar, maar het is ook een naargeestige tijd. “Waar is je humor?’’ vraag je je aan het eind van de mail af.
Die ligt momenteel nog op de redactie van Het Parool.
Maar goed. Ik wens je succes bij de demonstratie. Neem iets warms mee, want het wordt koud, voorspel ik. Is het niet het weer, dan de sfeer.
Ga je nog wat schreeuwen? Was je ook bij de demonstratie tegen Hamas toen die op Israël de grootste aanval sinds de Holocaust had gepleegd? Ach, ik was er ook niet. Demonstreren vind ik een zielige vorm van activisme. Je houdt expres deuren dicht, remt de normale doorgang, probeert welbewust te frustreren, te treiteren, te schofferen en kapot te maken; het is het tegengestelde van dat smakeloze en hypocriete “verbinden,” het is de nuance terugbrengen tot één leus waarvan alleen de klank belangrijk is omdat hij geen inhoud meer heeft.
Maar goed, lieve L., wie weet zijn de Gazanen je dankbaar, al geloof ik dat zij Hamas ondertussen net zo haten als ik. Welk voordeel heeft Hamas ze gebracht? Welvaart? Harmonie? Vrede? Je kunt Israel wel van alles de schuld geven, maar voor 7 oktober leefden de Gazanen nog betrekkelijk rustig en konden ze in hun huis blijven. Het is Hamas dat in feite genocide heeft gepleegd op zijn eigen volk. Daar ben jij het niet mee eens.
Ach lieve L., ik herinner me de genegenheid die we voor elkaar voelden en koester die als een gevonden diamant, verborgen in een geheime lade ergens onder in mijn hart.
T
De column van Koos.
80 % van de mensen is momenteel Jodenhater uit lui en domheid . Het is momenteel 1938
Ja die worsteling. Ik herken het.